118 rijk en volmaakt overtuigend om de vangst terecht te brengen, zijn natuurlijk het jaartal 1757 en de voormalige Scheldearm het Hellegat. De plaatsbepaling .onder Steenbosch, Land van Axel", is identiek met .bij Zaamslag" en met ,,bij Zaamslag- sche veer" het voormalige eiland Zaamslag, met o.a. het dorp van dien naam, is later met Axeler-ambacht vereenigd. Zie Van der Baan, blz. 41. De oude term „Rogt" wil zeggen, „raakte" of „geraakte". Het overige gedeelte van het onder schrift spreekt voor zich zelf. Wat nu de teekening betreft, het volgende. Uit de fouten blijkt, dat de onbekende teekenaar ter plaatse een schets van het dier maakte en thuis aan de hand hiervan een betere en mooiere afbeelding vervaardigde. Bij het overteekenen heeft de maker te veel aan een echte visch gedacht en vandaar de vergissingen. Kop en bek zijn zeer goed weergegeven, maar oog en spuit- of neusgat zitten te dicht bij elkaar. Van ter zijde gezien, zooals de butskop is voorgesteld, kan men het spuitgat feitelijk niet waarnemen. Ten einde het toch te kunnen aangeven, is het dus wat naar links verschoven voor gesteld. De uitspuitende straal zal wel wat overdreven ge- teekend zijn, al wordt dan opgegeven, dat de visch het water uitblies ter hoogte van cirka 20 voeten, d.w.z. omstreeks 7 M. De borstvin onder het oog gelegen, is te klein voorgesteld en heeft bovendien een verkeerden vorm. Hij zou breeder en aan het uiteinde niet zoo puntig moeten zijn. De rugvin ver toont nog grootere gebreken, want vinstralen komen daarin niet voor en de vorm is geheel fout. Wel is de plaatsing goed aangegeven, n.l. ver naar achteren toe. De vin onmiddellijk onder de rugvin, is geheel fantasie. Deze vin bestaat bij de butskop evenmin als bij de andere walvischachtige dieren. Bovendien zou er van de ook hier geteekende vinstralen geen sprake kunnen zijn. Deze toch komen alleen bij de echte visschen voor en nooit bij walvischachtigen. Achter laatstgenoemde vin is nog de groote penis voor gesteld. die zeker belangrijk te ver naar achteren toe is in geplant. Het orgaan bewijst intusschen. dat we met een man lijk dier te maken hebben, iets wat niet bekend was.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1937 | | pagina 176