122 't was in mijn vermoogen, zoo zoude ik UEd's soon een van de open plaatsen van Extraordinaris raad van India toevoe gen maar na ik 't hoore, sal de heer Heurgronje, daer in voor hem geprefereert worden, ik stelle dan vast door kragt van grooter vrunden waer tegen niets te doen zal vallen. Indien maer de heer bewindhebber Versluis, door zijn groot gesagh in Zeelandt, voor zijn soon, die koopman en hier Hooft in de kleedewinkel is, 't zelve ook niet komt te obti- neeren, dat zonder twijffel UEds soon vrij wat spijten zal maar wat zal men zeggen 't Is van ouds geweest, dat een once swaarte aan gunst, meer heeft vermoogen, als een pond merite. Waarmede vaart wel, en ik verblijve Batavia UEds den 25en N.ber 1719. Dienstwillige W. van Outhoorn. Zie afb. 2. Tot zoover de brief. De heer A. van Dishoek heeft dus in 171S over zijn zoon aan W. van Outhoorn geschreven. Be doelde zoon was Ewoud van Dishoek, het oudste, in 1678 geboren kind van Anthony. Ewoud ging in 1696 naar Indië, maakte daar snel promotie en was van 1708 tot 1722 directeur van Bengalen in Voor-Indië. In 1718 was Ewoud dus reeds 10 jaar directeur en zijn vader Anthonij heeft toen blijkbaar moeite gedaan te Batavia bij Van Outhoorn om hem op Java geplaatst te krijgen in de betrekking van Extraordinaris raad van Indië. Dit is mislukt, omdat men Hurgronje wenschte te laten voorgaan. Dat men ook toen van protectie afhankelijk was, blijkt hier duidelijk. Toen in 1720 Van Outhoorn te Batavia overleed, was Ewoud van Dishoek nog steeds in Bengalen. In 1722 begaf hij zich als bevelhebber van 7 sche pen naar Batavia en werd daar toen benoemd tot Ordinaris raad van Indië. In 1725 ging Ewoud als admiraal van een retourvloot van 23 schepen naar Nederland terug en kwam veilig te Vlissingen binnen. Hij vestigde zich te Middelburg en werd daar in 1726 als poorter ingeschreven.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1937 | | pagina 182