23
breidende, publiceerde hij een uitvoerige geschiedenis van dit
Waterschap (1909), ongeveer alles omvattende wat ook uit
de meest verspreide bronnen was bijeen te lezen. 1
Ook de vraag, hoe Dr. De Man tot zijn meening over de
Haymanlanden kwam. is uit zijn geschriften vrij zeker te
beantwoorden. Met voorliefde behandelde deze auteur een
aantal zeer verschillende onderwerpen met betrekking tot
onze Provincie2), b.v. op het gebied van geneeskunde, nat.
historie, enz. De grootste belangstelling had hij echter voor
de Oudheidkunde en Vroege Geschiedenis van Zeeland, zoo
als zijn studies bewijzen over de Vluchtbergen van Walche
ren, later uitgebreid tot die van Schouwen en de Bevelanden.
Daarnaast moet vooral genoemd worden het onderzoek der
schedels van Domburg, gevolgd door hetzelfde met materiaal
van Wanteskuip, Reimerswaal, Nieuwlande, Saaftingen.
Bloemendaal, tenslotte door meting der schedels van nog
levende personen aangevuld.
De oude bevolking van Domburg nu bleek sterk dolichoce-
phaal, terwijl die van de andere plaatsen, ook de latere, in
Zeeland, veel meer brachycephalie vertoonde.
Op het kerkhof van het strand bij Domburg zijn volgens
De Man de oude Sueven, Anglo-Saksen, Noormannen en
latere Zeeuwen tot omstreeks 900 begraven en deze oudste
bewoners hebben de oorspronkelijke dolichocephalie duidelijk
bewaard.
Uit de overige geschriften van Dr. De Man nu blijkt deze
meening eveneens herhaaldelijk, n.l. dat onze vroege kust
bevolking sterk langschedelig was.
Voor dit alles was, zoowel uit vroeger als later tijd, goed
en betrouwbaar schedel-materiaal beschikbaar, en het lijdt
geen twijfel of De Man s conclusie haay-high-hoofdman rust
hoofdzakelijk op dit uitvoerig onderzoek en is dus volkomen
1) Mr. A. J. F. Fokker. Schouwen voor 1600 I, Anne met de Gesp II,
Schouwen van 16001900 III.
2) Dr. J. C. de Man. Archief Zeeuwsch Genootschap, Jg. II, VI, VIII.
Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde 1885, 1889. 1895, daarnaast enkele
kleine artikelen.