28 Zij keeren daarna terug in het Frankische Rijk, en Hem ming sneuvelt in 837 op Walcheren tegen een bende Noor mannen, met vele anderen. Hemming treedt daar op als ,,dux hertog zijn vader was vrij zeker de voorname Deen Halfdan, die reeds in 807 zich aan Karei den Groote gecommendeerd had. Harald, zijn broeder, in 826 gedoopt, vertrok daarna hoop vol met twee zendelingen naar Denemarken. Ook hem was het geluk ongunstig en tenslotte verkreeg hij van Keizer Lode- wijk het graafschap Rüstringen, in Oost friesland, als wijk plaats. Deze zijn dus de beide eerste Deensche heerschappijen in Friesland, niet ,,uit zwakheid maar vrijwillig in verband met de Karolingische uitbreidingspolitiek. Dit beeld verandert, met de verschijning van Harald en Rorik, neven van Hemming en Harald. Zij bezetten Dorestad daarna andere kuststreken. Harald steunt Lotharius bij een tocht tegen diens broeders en in 841 krijgt hij in leen ..Gualacras (Walcheren) aliaque vicina loca" blijkbaar het gebied van zijn oom Hemming. De toestand is nu geheel veranderd wat de Deensche vor sten zich al plunderende hadden veroverd, wordt door de regeerders erkend. Deze kunnen hen niet meer bedwingen en de erkenning is nu een bewijs van zwakheid der Karolingische heerschers geworden. Over het volgende kunnen wij kort zijn Rorik verkrijgt later het ..Regnum Fresonum" hij en ten Z. van hem zijn neef Rudolf zijn omstreeks 870 de machtheb bers ten Z. van het Vlie en de meesters der monden van Schelde, Maas en Rijn. Dit waren alle vergankelijke, slechts zwak gevestigde heer schappijen der Denen hun manschappen bleven slechts hier zoolang er buit te behalen viel, liefst in edel metaal, als schatting. In 864 werd ten behoeve van den Deen Rudolf een schat ting geheven, die deze toen ontving „locarii nomine".

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1937 | | pagina 82