29
De Deensche vorsten hadden hier een officieele positie
als landsverdedigers, en beschermers tegen verdere invallers.
De geregelde schatting daarvoor moest op deze wijze wel het
karakter krijgen van een belasting.
Tot zoover de korte samenvattingen van Gosses t.a.pl.,
voor zoover hier van belang. Naast het overzicht dezer tij
delijke overheersching der Denen in Friesland is hier het
meest van gewicht de bevoorrechte positie door de aanvoer
ders zoowel als hun volgelingen tegenover de bevolking inge
nomen. Van welken aard het loon voor deze bescherming nu
was, een persoonlijke, een huis- of bodemschatting blijkt hier
niet, maar het bezit der Denen zal toch zonder twijfel daarvan
vrij zijn geweest.
Zoowel de aanwezigheid der Haymanlanden als hun vrij
dom van lasten is dus met het voorgaande niet in strijd, wordt
er integendeel door bevestigd, evenals ook onze hypothese
hayman noorman, door de ligging der Haymanlanden
langs de zeekust, aan waarschijnlijkheid wint. Immers, de
vreemde indringers van over zee, zouden steeds daar het eerst
landen of voorbij trekken, verder de rivier op, en de kust is
dus de aangewezen plaats voor wachtposten en verdedigers.
Betreft het hiervoor nog gegevens voor Friesland in het
algemeen, in het volgende wordt in het bijzonder onze aan
dacht op Zeeland gevestigd.
Prof. Mr. R. Fruin t.a.pl. 1komt tot een hoogst merk
waardige conclusie betreffende de standen in onze provincie
gedurende de vroege middeleeuwen.
De schrijver toont aan dat er, volgens de Keuren van
Zeeland, oorspronkelijk slechts twee standen, edelen en on-
edelen, hebben bestaan. Hij citeert de meening van prof.
Gosses 2„dat van de drie oude Friesche standen in Zee
land de middelste, die der liberi, verdwenen is, en er alleen
1Prof. R. Fruin. De Provincie Zeeland en hare rechterlijke indeeling
vóór 1795, blz. 11 e.v.v.
2) Prof. I. H. Gosses. De rechterlijke organisatie van Zeeland in
de middeleeuwen.