32 ,,in de toekomst leidden tot het zoeken en vinden van nieuwe „gegevens. Immers, het vraagstuk heeft een belangrijke oud heidkundige zijde, die de auteur, zich zijn onbevoegdheid in „dezen bewust, slechts in zooverre zal aanroeren als hem „de stelligste gegevens ten dienste staan, om aan anderen „over te laten, door hernieuwd bodemonderzoek zijn conclu- „sies te bevestigen of te logenstraffen." Het is in het bijzonder deze merkwaardige aanhef, die ons aanspoorde, de resultaten van ons langdurig onderzoek, in het bijzonder ook de localiseering van het heidendom en de aansluiting daarop van het Christendom, thans in het geding te brengen en te toetsen aan wat de schrijver hier bereikte. Vooral voor de latere periode is door hem veel en waardevol materiaal verzameld hoewel op onze beurt geheel onbevoegd daarover een oordeel te vellen dient toch vermeld, dat de conclusies in groote lijn met de onze overeenstemmen, zoowel wat betreft de stichting der drie Burgen als de hernieuwde kerstening na den Noormannentijd. Men zal evenwel verder zien, dat onze vondsten juist voor de vroege Karolingische periode nieuwe en gegronde gegevens leveren. Een kort overzicht volgt van den inhoud van het artikel1 voor zoover hier van belang. In het bijzonder vestigt de schrijver de aandacht op de drie namen op burg, welke op Walcheren voorkomen Middel burg, Souburg, Domburg. „Een beschouwing der kaart toont terstond den cirkel ronden vorm, den burg, te Middelburg in de binnenstad „zichtbaar, ook te Souburg en te Domburg duidelijk weer te „vinden, zij het dan in het laatste geval op het vogelvluchtplan „bij Smallegange, 1696. Nieuwe Cronyk van Zeeland of op „de kaart van C. Goliath, 1648. „Niet alleen te Middelburg, ook bij de meeste Vlaamsche „steden is het castellum, de burg, als het uitgangspunt der „latere ontwikkeling te beschouwen. De aanleg van die burgen „wordt voor de meeste gevallen gesteld omstreeks het jaar 1) Vg. Huizinga t.a.pl., blz. 48, 9, 24.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1937 | | pagina 86