42
met Dorestad1) blijkt hier uit de Pfingstorf-typen ook later
een langdurige bewoning van den eersten Karolingischen burg,
wellicht niet steeds aaneensluitend, maar slechts tijdelijk door
de Denen bezet.
Op Walcheren zal de overheersching der vreemdelingen
toch ook nu en dan wel onderbroken geweest zijn als tegen
hanger van Schouwen kan hier als latere burg genoemd wor
den de aanleg van Westhove, ook een groot rechthoekig
terrein binnen een gracht, blijkens den vorm ook uit later tijd
dan de ronde burg. De versterking omvat binnen de gracht
een terrein van 240 X 120 M. ongeveer en het hoofdgebouw
ligt aan een der zijden binnen een tweede gracht, precies het
reeds beschreven type. Wellicht was ook dit toen een centrum
van verzet tegen de Noormannen, die mogelijk den eersten
Karolingischen burcht, te Domburg, nog bezet hielden.
Veel blijft dus nog duister en onduidelijk. Wel neigen wij
sterk tot het afleiden uit de vondsten van den Burg bij Burgh
op Schouwen, dat reeds in den tijd van Karei den Groote
ook voor onze provincie algemeen een vrij dichte bevolking
en groote welvaart kan aangenomen worden, zooals elders
in het rijk.
Voor deze conclusie zal men verder nog andere gronden
vinden. Ook de uitgebreide oudheidkundige gegevens uit
dezen tijd, ontleend aan de vondsten op het strand van Wal
cheren, moeten in dit verband genoemd worden.
Dit was ons doel met deze laatste aanhaling, uit de nieuw
ste literatuur door Huizinga, over dit onderwerp nl. de flauwe
herinnering aantoonen die nog herkenbaar is, aan de geweld
dadige vernietiging dezer Karolingische maatschappij, die ook
in deze streken reeds centra van bestuur en verdediging kende
en in vrij sterke mate was gechristianiseerd.
Wij kunnen dus niet geheel instemmen met Huizinga, die
uit de genoemde feiten afleidt, dat de burgen hun beteekenis
als militaire sterkten reeds vroeg zouden verloren hebben.
Boven alles evenwel springt hier duidelijk in het oog, de
1) Hohverda. Dorestad en onze vroegste middeleeuwen, blz. 90 en 91.