47
gondië wel in de gratie bij Maximiliaan gestaan heeft, Philips,
die nu met Anna als heer en vrouw te Veere gehuldigd zijn,
(19 Mei 1486), waarbij 't dan uitdrukkelijk heet, dat die stad
vergiffenis kreeg van de oproerige Vlamingen. Maar dan is
het al 1489 en voor hun andere steden nog later geworden. 1
En toch zijn die heeren niet altijd standvastig geweest in
hun trouw aan 't vorstenhuis, zooals alleen al af te leiden
valt uit de bij de Vliesorde behandelde klachten dienaan
gaande. Dit gold al voor Wolfert, maar deze rustte reeds in
het familiegraf in het koor in de kapel van Zandenburg 2
(evenals Charlotte de Bourbon en zijn zoon Karei, bl. 17),
nog vóórdat het tot een uitspraak gekomen was, zonder dat
daarmee het proces beëindigd werd en de beschuldiging in
getrokken van begunstiging van Gentenaren en Bruggelingen
tegen het gezag van den aartshertog.
Philips van Beveren had 30 Mei 1486 op de vergadering
der Vliesridders te Mechelen de ordeketen van den heer
van Fallais afgelegd (Poswick 72).
Eigenaardig die houding in het algemeen van dezen Bour
gondiër, gelijk trouwens ook van zijn vader, gelijk ook, niet
minder, van die andere grands seigneurs de Ravesteins,
hoe ze in den woeligen tijd van Maximiliaan's 1ste regentschap
trachtten te laveeren tusschen de partijen, nu met het vorsten
huis, dan aan de zijde der Vlaamsche tegenstanders. De uit
eenzetting, voor zoover dan mogelijk, van dat gemanoeuvreer,
even ingewikkeld als onduidelijk dikwijls, mag men in geen
geval hier verwachten, waar zulks ook thuis behoort op het
terrein van anderen. Mogen we hierbij aan de vroeger ge
noemde mej. Felix denken, voorzoover zij deze stof althans
betrekken zal bij de Bourgondische politiek, wier voorstelling,
ook in korte trekken, blijkbaar haar voorgenomen arbeid be
treffende Anna van Bourgondië zal of zou illustreeren
1) Dc Brakke. ..Inleiding tot een beschrijving der rechten van den
Heer van Vere", in Archief Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
1930, bl. 160.
2) Bethune, „Epitaphes et monuments des Eglises de la Flandre au
XVIe siècle" (Bruges 1897), p. 394.