68
nemens tot uitgave, behalve van dat Nieuwe Testament, ook
van Kerkvaders als Hieronymus opgenomen worden. Daarbij,
al behoeft dat alles rust, steeds ook weer overwegingen van
reizen, nogmaals naar Engeland of naar Parijs, als hij van
daar naar Orleans (bij Jac. Voecht) door de pest verdreven
was. Of zal het toch los gaan op Italië, einddoel zijner wen-
schen als het land der geleerdheid, waar hij gemakkelijk den
titel van doctor in de theologie kan verwerven, hem in Frank
rijk ontgaan
Geld is dus noodig, te meer waar zijn gezondheid niet sterk
is en, ook in verband daarmee, de behoefte aan een zekere
luxe groot is bij hem, die nog lang zijn armoede verwenschen
zal. Want evenmin als de bisschop van Kamerijk zal ook
vrouwe Anna hem daaruit kunnen helpen, al doet Badt, dien
Erasmus er voor spant, zijn best, die hem als het ware moet
inleiden.
En hoe Hij schrijft haar zelf uit Parijs, waar hij toen, na
zijn eerste verblijf in Engeland en vóór zijn gemelde vlucht
voor de pest naar Orleans weer toefde (Januari 1500) hij
spreekt daarbij de hoop uit, dat het nageslacht Anna's inborst
zou kennen, zóó vroom, zóó vlekkeloos, zoo kuisch en haar
als vierde zou willen noemen bij de 3 Anna's (zie boven),
hetgeen zeker zou gebeuren, als maar ,,ons" (dat is zijn)
kleine vernuft in overeenstemming ware met uwe (dat is hare)
voortreffelijkheid aldus spreekt hij haar aan als een aan
gebedene, maar op een toon, waaraan kruiperige vleierij niet
te ontzeggen valt. En dit geluid mishaagt den lezer Begrij
pelijk en ook wel met recht, mits hij als verzachtende om
standigheid in aanmerking neemt (afgezien van den geest der
Renaissancetijden), dat Erasmus toen nog een armzalig en
nog verre van algemeen bekend man van wetenschap was,
hakende naar een graad, maar dien nog niet bezittend. En
hoe er veel voor zijn positie in die omstandigheden van af
Italiaanschen humanist, „son vrai maïtre" (a qui) ,,il (Erasmus) doit son
instrument d'expression" etc., naar de woorden uit de Rotterdamsche
herdenkingsrede van Dr. Renaudet van de Universiteit van Bordeaux, als
de andere van dien aard weer afgedrukt in de Bijdr. Vaderl. Gesch. t.a.p.