71
en Mej. van Leeuwen, in het algemeen een keurige uitgave.'
Haar en den onvolprezen arbeid van Allen, en wel hoofd
zakelijk deel I van het „Opus Epistolarum" gebruik ik hier,
tenzij anders aangegeven. Bovendien moet men ook bij Busken
Huet nog wel oppassen Zoo is hij attent gemaakt zoo
door de Roever en Dozy, ..Het Leven onzer vooroudersIII
6869 op een geheel eigenaardige fout, die vooral tot
uitdrukking komt in die bekende noot2), waar hij, met ver
wringing ook van het landschapsbeeld, uit Arx Tornehensis
Tournehem, waarover boven) Cortgenensis (Cortchenen-
sis) (van Cortgene) smeedt Haast nog eigenaardiger, dat
schrijvers als ten Brink, „Gesch. Nederl. Letterkunde" 266 en
zelfs Blok, „Gesch." I3 584 dat Cortgene in dat verband over
genomen hebben. Als het nu nog de Zandenburg was of
kon zijn, dien Erasmus wel bezocht heeft
Aan de bedoelingen van het bovengenoemde paar of
zeg hier liever tweetal behoeft, wat de oprechtheid betreft,
ook bij haar, althans aanvankelijk, niet getwijfeld te worden
(of zij al dan niet het plan heeft of had gekoesterd van een
Italiaansche reis, en wel een pelgrimstocht naar Rome met
het oog op het komende jubeljaar). De zijne liggen in den
1Aan vroegere Erasmusvertalers als Kan, Singels, hoe uitstekend
ook hun werk, ten deele verschenen in de W. B., behoeft hier toch
zeker niet herinnerd te worden. Evenmin als bv. reeds aan den „hekel
dichter" Vondel in verband met een bijschrift door hem geplaatst onder
een der portretten van den „satyricus" Erasmus en naar aanleiding waar
van G. van Pestel S. J., geschreven heeft over dezen „Vader van het
hervormd Latijn" (Boekenschouw, Juni 1936). Daar o.a. over het sonnet
van den prins der dichters op „het metalen pronckbeelt" van den vorst
der „Latijnsche woordkunstenaars".
2) A.w. I 309. Wat de Roever en Dozy betreft, de bewering (bl. 68),
dat Erasmus Anna voor het eerst op Tournehem ontmoet heeft begin 1497
(waarop dan Erasmus' boeiend verhaal van zijn moeizaam winterreisje
volgt, door Busken Huet zoo smakelijk, zij het met bovenaangeduide
geographische fout, weergegeven en waarop ik in mijn bovenaangehaalde
brochure bl. 20 noot 1 doelde in verband met 's mans niet ongemotiveerde
angst voor bandieten, dikwijls ontslagen of weggeloopen soldeniers), die
bewering is mogelijk niet onjuist, doch wordt geenszins gedekt door
van Damme s „Ephéméride" of Dagboek.