f
72
aard, blijken uit de brieven, door hem of namens hem aan
haar gericht, volgen uit zijn positie hoe hij een werk aan
kondigt ,,over brieven" en ook „over de verschillende wijzen
van uitdrukken", bestemd om Adolf bij zijn studiën van nut
te zijn (zie boven) een „over de letteren" haar naam te
wijden de hare, omdat die voortvloeien uit haar aard en
belangstelling, waarvan Erasmus bij zijn eerste kennismaking
zoo'n gunstigen indruk heeft verkregen, uit de toezegging van
een paar honderd franken, die zij had beloofd en die hem
voor zijn reis in Italië zoo goed van pas komen.
Maar dan komt langzaam, doch onvermijdelijk de ont
goocheling, waarop Badt hem voorbereidt. Doch had Erasmus
zelf zich al niet kunnen verwonderen, dat de reissom voor hem
gering is en dat zij hem, ten behoeve van zijn reis, slechts een
afgeleefd paard zendt
En Badt jammert over den financieelen toestand der vrouwe
van Veere. En nog kan Erasmus zulks niet recht gelooven.
Zij zelve wist misschien aanvankelijk niet, hoe berooid haar
staat was. Was niet, reeds tijdens haar vader, de nalaten
schap bezwaard door het gedrag der vorsten En nog hield
dat niet op Toen zij voor den tweeden keer weduwe was,
moest in 1505 nog haar stad Veere Duitsche krijgslieden, op
last van Philips den Schoone, opnemen, die met het oog op het
Geldersche gevaar hier en toen niet noodig waren.
Was de toestand niet nog erger geworden, nu zij van de
verwanten van haar overleden echtgenoot geen medewerking
ondervonden had, doch tegenwerking veeleer, toen zij be
merkten, dat zij het op een tweede huwelijk aanlegde, zelfs met
bezwarende processen (zie boven) als gevolg. Van die ver
wanten ging 5 Mei 1504 1505 bij Ermerins II 4) haar schoon
vader heen, de hoogbejaarde Antonie. Hij stierf, 83 of 84 jaar,
op zijn kasteel Tournehem, dat hij door zijn vrouw Maria de
la Vie(f)ville had verworven. 1)
1) Over hem en dat slot, waar hij zijn later leven veel had door
gebracht, over dat kasteel, in verband met zijn gevaarlijke ligging, dicht
bij de (Zuidelijke) grens, met het oog op de Fransche intrigues, zie een
aanteekening bij Alien I, 208.