73 Het is die huwelijkscandidaat, die ook Erasmus dwars zit, al hield hij het eerst maar voor geflirt met een dier vrouwen- jagende „koekoeken", een van die „ongure losbollen." Ja, als zij zich met dat „knappe ventje" liever inliet dan met een waardigen, ernstigen man, meer passend bij haar persoon en bij haar leeftijd, dan was het haar eigen schuld, dat zij die 200 franken, welke hij als voorschot een jaar vooruit begeert, te storten op een bankiershuis te Parijs (naar zijn uitlating in een brief aan Badt vandaar van 27 Januari 1501) nog achterhoudtook al ziet hij „in 's hemels naam" niet in, wat dat met haar fortuin te maken heeft. En hij rekent zijn vriend voor, wat hij aan extra kosten heeft. Maar deze kan niet anders schrijven dan „ik wanhoop niet" of „ik zal uw zaak terdege behartigen", maar dat verandert aan die zaak zelve niets. Tenslotte moeten Erasmus zelf de oogen opengaan, dat Battus hem niet alleen maar aan den praat houdt Bij een bezoek aan de vrouwe in eigen persoon te Veere, waarover hij aan Voegt (17 Juli 1501schrijft uit Tournehem, waar hij zich bij Badt voegt, den opvoeder van Adolf, moet hij erkennen, „dat hij met haar niet kan spreken zonder het grootste gevaar, noch van haar weggaan zonder ernstige be denkingen te wekken,"1) Daar schuilt natuurlijk overdrijving in, maar hij begreep nu ook, dat vleierij en andere middelen hier niet meer konden baten, en het „ellendig vindend ergens tevergeefs op te hopen", raakte hij bevrijd van deze verwachtingen. Alweer 1) Bij Allen No. 157 (I 363). Zie overigens bij hem vooral Nos. 146, 172, beantwoordende aan de aangehaalde vertalingen bij Noordenbos en Truus van Leeuwen. Let daar ook op No. 93 (I 229) een brief (van Erasmus) van 1498 (of 1499) uit Parijs aan Anna's zoontje Adolf (vgl. trouwens bl. 29 Noot 1), opgenomen in Erasmus' „Lucubratiunculae", 15 Februari 1503 bij Mertens te Antwerpen verschenen, welke brief aan vankelijk getiteld is ..Epistola exhortatoria ad capessendam virtutem ad generosissimum puerum Adolphum, principem Veriensem". Ook een poging om de moeder te winnen, die zich zulk een twijfelachtige patrones ging betoonen Zie daar in de Inleiding, behalve over Adolf, Allen's aanteekeningen ook over zijn in 1498 overleden vader en over zijn toekomstigen zoon.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1938 | | pagina 131