93 naar de passus „Bij het woord werf, werve, Wellingwerve wordt de aandacht bepaald bij eenen werf of heuvel nabij de Wellinge. "1) Ab Utrecht Dresselhuis2) en Rethaan Macaré3) hebben op heel zwakke gronden beweerd, dat deze heuvels heidense offerplaatsen geweest zijn anderen hielden ze voor gedenk tekenen uit de Keltische tijd, anderen nog voor tumuli, graf heuvels van Wikingen, zoals er op de Noordduitse kust ge vonden worden 4men zag ze zelfs voor signaalheuvels, ja voor vreugdebergen en paalwoningen aan. Bij vallende duister nis en met tegenlicht gezien, lijken die kegelvormige aardhopen wel indrukwekkende, raadselachtige gedenktekenen uit een ver verleden op grotere afstand moet men denken aan bonkige hooibergen of reusachtige molshopen. Zij hebben het geheim van hun bestaan nog niet geopenbaard en tot nog toe aan de hardnekkigste nasporingen der onderzoekers weerstand ge boden, waarvan wel de meeste de mening toegedaan zijn, dat het „vluchtbergen" zijn geweest, waarop de naburige be woners zich bij hoge watervloeden met hun levende have in veiligheid brachten. In deze hypothese zouden de Walcherse heuvels moeten dagtekenen van vóór de winterbedijking van Walcheren, die men stelt in de 9e eeuw. De vorm een tamelijk steile, afgeknotte kegel leek ons voor die bestem ming altijd erg ongeschikt. Ook de Walcherse boeren achten ze te klein voor dit doel. Ze zijn dan ook veel, veel kleiner dan de Friese terpen, maar toch nog veel te kostelijk om ten dienste van de bewoners van een of twee hoeven met haar 1) P. K. Dommisse, Onderzoek naar de eerste omwalling en omgeving der stad Middelburg (Arch. Z. Gen., Nieuwe reeks, VII, 1904, 35). In Walcheren zegt men nu bergen, soms ook h i 11 e n, op Schouwen ook stulpen, nergens in Zeeland terpen. In Westelijk Zeeuws-Vlaan deren en ten N.W. v. Brugge wallen, walleken s. 2) Ab Utrecht Dresselhuis, De godsdienstleer der Oude Zeelanders (Arch. Zeeuwsch Gen., Nieuwe werken, II, 1845, le stuk, 96 v.v.). 3) C. A. Rethaan Macaré, Eene heidensche offerplaats op Walcheren (Arch. Z. Gen., I, 1859, le stuk). 4) Zie Hoops Reallexikon der germ. Altertumskunde, 1918/'9, II, 568.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1938 | | pagina 153