100 den enkeling, een hoofdman met een gering aantal man schappen. Het doel van de constructie is Waarblijkend dezen een veilig verblijf te bezorgen, eerder dan het bouwen ener sterke krijgskundige stelling die het tegen een welgeoefend en uitgerust leger kan uithouden. De „moten'' werden aan gelegd op een natuurlijke of kunstmatige verhoging om bij de verdediging in het voordeel te staan. Daarom ook is de enige in- en uitgang naar het Oosten gericht, zodat de vijand al betrekkelijk vroeg de zon in het gezicht krijgt. Voor de verdedigers is geen vluchten in het aangezicht van den vijand mogelijk. Zij moeten vechten op leven en dood. De „moten' bevinden zich doorgaans ook te midden van lager gelegen drassige weilanden, in de buurt van oude wegen en waterlopen toen, meer dan nu, feitelijk water wegen of aan de grenzen der heerlijkheden, alle voor die tijd punten van grote strategische betekenis. De „chateaux-a-motte" lijken vooruitgeschoven posten, kleine vestingen in een etappe-gebied. In de woontoren hadden de bewoners het naar onze mo derne begrippen niet erg comfortabel trappen waren er niet alles ging met behulp van ladders, touwen en valluiken, van de grondvesten af met de opslagplaatsen, naar de verdieping met het woon- en slaapvertrek en naar de zolder, waar de uitkijk was van het dak wapperde in dagen van strijd de banier, de „baken" van den hoofdman. Waar deze kasteelbouw zijn oorsprong neemt, ligt nog in het duister. Roept hij niet voor de geest het bekende kinder spel „ik ben de meester van 't kasteel", waarbij een jongen zich op een hoop stenen of hooi stelt, terwijl de andere hem daarvan trachten te verdrijven Sommigen willen zijn oertype in de Romeinse „burgus zien, die in de gapingen van de limes op een vlakke, als signaalheuvel bedoelde hoogte ter be waking van belangrijke wegen stond. Zeker is het, dat de opkomst der hoogteburchten niet vroeger kan gesteld worden dan de invoering van het leenwezen. Wel was de Romeinse traditie blijven voortbestaan en was er in de Karolingische tijd een herleving der Romeinse vormen ingetreden. Door het leen contract echter werd het burgrecht, d.i. het recht tot het bouwen

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1938 | | pagina 162