107 zool van 1 M. diep onder het maaiveld en was, zoals de dijken, laagsgewijs opgebouwd. Men heeft gegraven tot op de vaste grond en de veenlaag uitgegraven. In deze kernheuvel vonden Hubregtse en Remouchamps dan ook de oudste Karolingische scherven van 900. De woontoren hoefde toen niet hoger te staan dan 2 M. boven het maaiveld, omdat het bij een aanval toen een strijd was van man tegen ruiter en van man tegen man. Op het tapijtwerk van Bayeux staan de verdedigers nog altijd een tikje hoger dan de aanvallende ruiters. Tegen een vijand gewapend met slag- en steekwapens was een gracht met palissade een voldoende bescherming. Anders wordt dit 1200, wanneer er in de bewapening en dientengevolge ook in de vestingbouw een volledige ommekeer plaats grijpt. Er is geen direct handgemeen meer voetvolk en schutters spelen nu de hoofdrol van op verdere afstand schutters gewapend met hand- en voetboog, kruisboog en armborst vormen met hun verdragende wapens van uit hun nieuwe stellingen voor de verdediging een ernstige bedreiging ook het werp geschut is vernieuwd blijden en springalen slingeren grote, zware bonken in het belegerde kamp dan volgen de geper fectioneerde belegeringswerktuigen de stormram en de rol- toren. Om aan deze nieuwe strijdmiddelen het hoofd te kunnen bieden, moest de burcht veel hoger worden gebouwd daarom werd de ,,mote" aanzienlijk verhoogd de omvang van de berg werd door de opgestarte aarde groter later, in de 13e en 14e eeuw, bleek aan de bredere voet nog een afgeschuinde verzwaring noodzakelijk, een soort schuine plint van zware stenen, om de ondermijning te bemoeilijken, totdat met de uitvinding van het buskruit en het geschut bij het aanbreken der 14e eeuw de doodsklok over de kasteelbouw werd geluid. De archeologen vinden daarom ook in deze bovenste laag scherven uit de laat-Karolingische tijd, 10, 11e eeuw, met de vroegere vormen van het Pfingsdorfftype. De opwerping en voltooiing der Walcherse bergen heeft zich dus voltrokken in twee eeuwen, van de 9e tot de 12e eeuw. Uit het doorsnee-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1938 | | pagina 173