117
van het woord h i 1 voor werf wijst ook in die richting,
omdat h i 1 oudste benaming voor de Walcherse bergjes
verdrongen werd door werf, zodra deze, naast de strategi
sche, ook rechterlijke betekenis kreeg. Het woord werf voor
.heuvel" is thans ook uit de taal op Walcheren verdwenen,
omdat de werven hun oorspronkelijke bestemming over
leefden het Frankische berg kwam er voor in de plaats, niet
meer bedoeld als wijkplaats voor den vijand, maar als ver
hevenheid, uiterste toevlucht bij hoge watervloeden, waartoe de
bergen toch, zo goed en zo kwaad als het ging, in uiterste nood
konden dienen. De toevallige bestemming nam in het taal
bewustzijn de plaats in van de afgestorven, feitelijke bestem
ming, Zou het woord werf, in de zin van „gerechtsplaats
dan het geval der Friese taalrelicten in Walcheren, waarop wij
reeds herhaaldelijk konden wijzen 1met een belangrijke een
heid komen versterken Later zien wij de lagere rechtspraak
gehouden op het voorhof of de „werf" der ambachtsheerlijke
woning „dat men in den boeme voor dat steenhuys houden
sal drie gadinghe sjaers." 2) De rechtszittingen worden gehou
den onder een schaduwgevenden boom den schauwboom
op de „werf" van den ambachtsheer. Voor het bouwen van
een „steenhuys" of „veste" had deze, evenals vroeger de op
richter van „mote met kasteel", de toestemming van den
leenheer nodig. Het „steenhuys" van den autochtonen am
bachtsheer heeft de woontoren van den vreemden indringer
uit de Noormannentijd vervangen. Intussen heeft ook de kerk
met kerkhof en toren de rol van wacht- en uitkijkpost, ver
zamel- en toevluchtsplaats overgenomen. Is het niet opmerke
lijk, dat er overeenkomst bestaat in de bouw der oudste
stenen huizen en kerktorens met de ..donjons?"3)
Of de „werven" soms gediend hebben tot het houden van
heidense, godsdienstige plechtigheden Bij primitieve volkeren
1) Zie: Nom, geogr. Neerl. VIII, IX, X.
2) Zie: Mnl. Wdb.. I. 1362. i.v. „boom'1 en VII, 218, i.v. „scha-
duweboom."
3) Zie F. A. J. Vermeulen, Handboek tot de geschiedenis der Ndl.
Bouwkunst, a.w., I, 461.