135 werd in 1374 door Jan van Bloys ingedijkt. Voor dien tijd lagen dus ook langs den ouden Schouwschen zeedijk in Noordgouwe haymannen. Denken we nu nog aan de inpoldering van den „Ver branden Man dat wel een kortere volksuitdrukking zal ge weest zijn voor „Verbrande Hayman", dan zien we dus heel het land van Schouwen omringd door een hoogen rand van voorland langs de dijken in het Zuiden en Westen, want we kunnen veilig aannemen, dat er in het zuiden heel wat haymanland is ondermijnd en weggeslagen. Dit alles komt vrijwel, althans globaal, overeen met de opgave van Fokker. Alleen spreekt deze niet over Noord- gouwe, maar dit lag ook feitelijk buiten den polder Schouwen. Omtrent den toestand van Schouwen in het N.-W. nog dit Op Beekman's kaart zien we daar den Kuiersdam, den ouden zeedijk, waaraan Oudendijke ligt. Deze Kuiersdam sloot de Gravelinge af. Tusschen den Kuiersdam en den Oost voet der duinen ligt een blijkbaar moerassige laagte. Dit zijn schorren, die later het nieuwe land daar zouden vormen, gewone polderstreken, geen haymannen. Wij kunnen echter vrij goed aannemen, dat tusschen Kuiersdam en oostelijke duinvoet de zee wel gelegenheid zal gehad hebben naar binnen te gaan en ook af en toe nog te bereiken, wat we nu „den zouten hayman" noemen. Toen later het bovengenoemde nieuwe land ingedijkt werd, heeft de nieuwe dijk, door Schouwen aangelegd en die den Kuiersdam onnoodig maakte, daar dus ook dien zouten hay man beschermd. Vandaar dat deze zoute hayman van Renesse ook tot den polder Schouwen werd gerekend en ook dijklasten moest betalen. De „versche hayman" zal zoo genoemd zijn, omdat die geen last had van het zoute water. Versch beteekent „zoet". Bij Brugge had men tot Damme, waar een sluis lag „de Varssche Vaart" en verder tot zee „de Zoute Vaart" en Zierikzee verdeelde zijn grachten altijd in 3 soorten de versche, de brakke en de zoute veste.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1938 | | pagina 203