137 nooit een ambacht geweest was, moeten we dus hier denken aan de ambachtsheeren der omringende ambachten. De dijken om den hayman kwamen dus nu in eigendom aan de stad. 3e. „voortaan zou van die landen ook het grafelijk schot moeten betaald worden". Ook die bepaling noemt de Teg. Staat. Bij den verkoop van een ambacht sprak dit vanzelf. De omstandigheid, dat die bepaling hier expresselijk genoemd staat, wijst er ook op, dat vroeger nooit schot werd betaald en dat het hier een werkelijken hayman gold, die oorspronke lijk buitendijks had gelegen, doch tenslotte geheel inge polderd was geraakt, maar toch nooit ambacht was geworden. Uit de omstandigheid, dat in de nabijheid van Middelburg ook zoutkeeten werden gevonden, leiden we af, dat dit een moergebied geweest is. Hollestelle spreekt van somperige gronden. Deze hayman zal oorspronkelijk een gebied geweest zijn als het Malland op het eiland Tholen. Daaronder verstond men voor de indijking van St. Annaland en den Uiterst Nieuwland- polder bij St. Maartensdijk niet alleen het bevang in den polder Poortvliet, maar het geheele gebied, dat noordwaarts van Scherpenisse in een wijden boog westwaarts tot aan de heerlijkheid Stavenisse, het ambacht of de heerlijkheid van St. Maartensdijk omspande en waarin tal van omkade moeren lagen, die als hoeken onder de namen Moerdijk en Moordijk nog bestaan en waarvan de namen van sommige eigenaars dier moeren nog bekend zijn. Zoo trad hier een zekere Kempe op onder de handelaars in zout terwijl Heyne Moggert in 1317 niet minder dan 119 cupen bezat en een ander, Hadde Moggert, 4. Terloops zij hier opgemerkt, dat we de naam Malland beschouwen, als te zijn ontstaan uit „Manland" en wel door een in het Zeeuwsch veelvuldig voorkomende re gressieve assimilatie. Malland beteekent dus volgens die op vatting „het land der vele mannen of haymannen", die dan hiér moeren waren. De hayman bij Middelburg kwam dus pas 1530 op de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1938 | | pagina 205