139
dan zóó, dat het tweede element van de aay-klank, dus de y
wegviel.
3. men verwarre niet ,,mete met „made en mede". Het
eerste is afgeleid van het werkwoord meten, de laatste twee
woorden hangen samen met het werkwoord maaien. Een
„mete" is elk stuk land, dus ook een wei, een „made of mede"
uitsluitend een wei. Tack 1 schijnt deze woorden door elkaar
te gebruiken. Ik geloof echter, dat wel in het oosten van ons
land een mete voorkomt, dat met matte en made samenhangt,
maar niet in Holland en Zeeland.
Dit blijkt ten overvloede hieruit, dat „mede" in de duinen
ook voorkomt in den vorm van „mei". We hebben bij den
Haag Meijendal weidendal). Mete echter kon nooit meye
worden. Dit meye zit ook in „Ameide" dat door het volk
Ter Mey (==aan de wei) wordt genoemd, in den naam Maye
(de oude haven van Dreischor, ook wel Kwa Maye slechte
wei genoemd) en in den eigennaam Van der Mey. Nergens
heb ik echter in Holland of Zeeland „mete' aangetroffen in
de uitsluitende beteekenis van „weide".
De eigennaam „Hameetman" beteekent dus „boer, die zijn
land op de hay heeft liggen, boer op de geest".
4. De veronderstelling van Tack, dat hay in hayman hooi
zou beteekenen, wordt weersproken door het feit, dat sommige
dezer landen moeren waren, maar ook door het andere feit,
dat, waar Schouwen en Walcheren vol hooiweiden lagen, het
weinig zin zou gehad hebben deze in polder- en staatsrechte
lijk opzicht zoo op zich zelf staande landen, hooilanden te
noemen. Neen, het liggen op de hay, dus buiten het schot-
plichtige ambacht, bepaalde hun naam.
5. De gedachte of man niet door assimilatie uit ,,manse"
zou zijn ontstaan (manse wordt manne wordt man) moet
verworpen worden omdat het Zeeuwsch zich kenmerkt door
regressieve assimilatie in vele gevallen, ns kan dus ss worden,
maar ns niet nn. Dat zou dan het eenige geval in het
1) P. L. Tack, Walcherse plaatsnamen. Hayman en haemete, in:
Nomina geographies neerlandica, X, blz. 57 vlg.