XXII breitung von Corbicula fluminalis. Arch. f. Molluskenkunde 54, 113—144. L. Rutten, 1907, Over fossiele Trichechiden uit Zeeland en België, K. Acad. v. Wet. Amsterdam, Verslag Wis- en Nat. Afd. 30 Maart 1907. J. F. Steenhuis, 1925, Geologische beschouwingen betref fende de provincie Zeeland, Versl. en Meded. betr. de Volks gezondheid 1925 p. 322. Idem, 1938, La genèse géologique de la Zélande, Congres intern, de Géographie Amsterdam, Excursion Zeeland, p. 37—45. P. Tesch, 1924, De geschiedenis van de Noordzee, Haagsch maandblad, 2, 103116. Idem, 1934, De opeenvolging van de oud-plistoceene lagen in Nederland, Tijdsch. Kon. Ned. Aardr. Gen. 51, 649675. Idem, 1937, Het voetstuk van Nederland, ibidem 54, 716. I. M. van der Vlerk, 1938, Nederland in het IJstijdvak. Jvr. Clara Engelen heeft in het Oudheidkundig Jaarboek (1932 en 1937) ,,De problemen der locale Musea" uiteengezet op een wijze, waarmede ik grootendeels van harte instem, en hoewel zij speciaal het oog heeft op cultuurhistorische musea, is veel van wat zij schreef, ook op onze afdeeling toepasselijk. Wanneer zij echter als afschrikwekkend voorbeeld aanhaalt „Een ander museum verzamelt naturaliën en oudheden, terwijl de eerste niet gemotiveerd zijn door verband met bodem vondsten", dan geef ik toch juist voor een gewestelijk museum de voorkeur aan het door ons Genootschap gevolgde systeem boven het scheiden van geschiedkundige en natuurweten schappelijke musea en wil ik wijzen op de vele punten van aanraking (zoowel in verschijnselen als in methode) tusschen menschelijke historie en natuurlijke historie, bovenal waar beide op eenzelfde geographisch gebied betrekking hebben. In ons museum is het even gemakkelijk de historische en natuurwetenschappelijke verzamelingen in beheer en opstelling gescheiden te houden als het gewenschte contact telkens te bewerkstelligen. Een verdeelen van beide over twee instel-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1938 | | pagina 28