XXIII
lingen en gebouwen zou even ongemotiveerd zijn als het
splitsen van een bibliotheek, omdat de boeken over zoo
heterogene onderwerpen handelen."
De conservator der mollusca schrijft
,,In het afgeloopen jaar is voortgegaan met de studie der
Zeeuwsche weekdieren en hun verspreiding en is veel mate
riaal verzameld. In bewerking zijn geweest recente mariene
weekdieren uit verschillende deelen van Zeeland, fossiele
schelpen uit de Westerschelde en Zeeuwsche brakwaterdieren,
tot de mollusca behoorende of er in nauw verband mee
levende. Voor de bestudeering der land- en zoetwater-week
dieren ontbrak de tijd, terwijl aan de bewerking van het
aanwezige buitenlandsche materiaal maar weinig kon gedaan
worden. Van verschillende zijden ontvingen wij medewerking
en belangstelling.
De heer A. Metz, vroeger te Middelburg, schonk een
fraaie collectie tropische schelpen aan het museum. De heer
A. Slabber hielp ons vaak aan waardevol Zeeuwsch materiaal,
o.a. aan verschillende recente en fossiele steenboorders uit de
Westerschelde, waarvan het bestaan aldaar tot heden on
bekend was. Voorts stelde hij meermalen zijn collectie be
schikbaar om aan bij ons ingekomen aanvragen van niet
Zeeuwsche verzamelaars te voldoen, waardoor de verzameling
van het Genootschap intact kon gehouden worden zonder de
aanvragers te moeten teleur stellen. Ook van den heer L. A. J.
Bootsgezel te Breskens mocht ik meermalen belangrijke in
lichtingen en zeldzaam materiaal ontvangen,
De conservator van het Zeeuwsch herbarium heeft
geen verslag gezonden.
De commissie voor Zeeuwsche folklore zond
eveneens geen verslag.
Het „Archief" voor 1937 had den volgenden inhoud:
Jaarverslag over 1936/1937.
De haymanlanden op Schouwen, Walcheren en West-
voorne, met kaarten, door J. A. Hubregtse.