5
beveland. Het vormde, reeds in de 9de eeuw, een heerlijkheid
of baronie, tevens 1 der 4 dekenschappen van Zeeland, aan
alle kanten door wateren bespoeld, waarvan het Sloe en de
Hont(e) of Wester-Schelde nog bekende namen zijn, terwijl
de Loo-Yve, het Zwake, tusschen Borssele en Zuidbeveland, de
Dierik e.a. als zoodanig met de zaak zelve verdwenen zijn.1)
En toch is er eens langs dien waterweg veel handelsverkeer
geweest op Antwerpen, vooral door de Middelburgers, hoewel
zelfs de Honte nog de heele 15de eeuw door slechts voor
kleinere schepen bevaarbaar was. Deze handelaars konden
binnendoor langs de Ive (Ivje), die Borssele in 2 deelen
scheidde Bewesten en Beoosten Vijfzoden, elk een aantal
dorpen tellende, waarvan we hier alleen noemen 't nog be
staande Ellewoutsdijk in 't laatste, en in 't eerste 't reeds
genoemde Monster, dat ook wel voor Borssele zelf genomen
wordt en als hoofdvestiging kon gelden. In den loop der
eeuwen wordt die handelsweg door indijkingen allengskens
meer en meer vernauwd, m. n. tegen 't einde der 14de, totdat
de Zwake tusschen de Westwatering en Baarland werd af
gedamd 1480), met welke afdamming vermoedelijk al
vroeger begonnen is. Er wordt tenminste al van een indijking
van Zwake en Wijtvliet gesproken op 't einde der 13de eeuw.
Daardoor werd de heerlijkheid van Wemelfd)inge aan Zuid
beveland gehecht. Op dat eiland, waarop dus dit Wemeldinge
gelegen was, had men het dorp Kattendijke gesticht, waarmee
een ridder Wolfaert (van Cattendijke) in verband wordt
gebracht (door Kluit II 2, 893). Er is, in betrekking tot den
naam, op de heeren van Cats als indijkers van de bewuste
strook gewezen, maar veeleer zal er 't geslacht van Borssele
mee in verband gebracht moeten worden. Trouwens ook
1Zie, behalve de reeds genoemde kaarten, ook die van Dresselhuis,
maar vooral zijn in 1836 verschenen boek „De provincie Zeeland
beschouwd" en „Wandelingen door Zuid- en Noordbeveland", aangehaald
o.a. door Broekema. „Borssele als ambachtsheerlijkheid en als Polder"
(vóór 1795) (Middelburg 1886). Van Dresselhuis (samen met De Kanter)
was aldaar (1824) uitgekomen: „De provincie Zeeland vooral topogra
fisch in zijn tijd van beteekenis.