19 In den tak van St. Maertensdijk, te beginnen met Florens (evenals zijn broeder Vranck) afstammende van Claes, ten onrechte als heer van Brigdamme beschouwd (zie boven), zijn de namen Floris (zie boven) en Vranck weer schering en inslag. En hier is het vooral deze Florens, die ons belang inboezemt, want hij moet dc- stadhouder van Zeeland geweest zijn, als zoodanig reeds onder den lsten graaf van Flolland en Zeeland. Willem III, op 1332 voorkomende, dien Gosses (a.w. 299) in die kwaliteit aanwijst (en dus niet die van 1406, ook wel voorkomende als stadhouder van Zeeland). Echter zonder nadere aanduiding, welken Floris van Borssele hij bedoelt en er zouden, naar den tijd, meerdere naamgenooten in aanmerking kunnen komen, zij het met verschillende kansen. Al heel gering is die van den aldus geheeten zoon van Raes (en met een Geertruide gehuwd), maar de positie van dezen Floris, al is ook hij ridder, lijkt lang niet belangrijk genoeg voor zoo'n gewichtig ambt. Eerder geldt dat van den (met Elisabeth getrouwden) Florens, op bl. 7 reeds opgenomen onder de zonen van Wolfert I (resp. broeders van Wolfert II). Maar, geen spoor van een stadhouderschap bij Obreen, die toch van dezen Florens nog al uitgebreide inlichtingen geeft1en ook niet bij van Mieris „Charterboek" IInoch in de „Reg. Hann." Gelukkig brengt de „Codex Dipl. Hist.-Gen." S. II 1, bl. 79. waarop Prof. Gosses zich overigens beroept, uitkomst. We vinden daar inderdaad den heer van St. Maertensdijk, waar het boven om ging, benoemd tot stadhouder van Zeeland, maar door Albrecht van Beieren en op 't jaar 1365 (trouwens voor Willem V al in 1352). En dat klopt beter met Obreen (al geeft deze 1362 en 1365 op), die daarbij op van Riemsdijk a.w. steunt. Wel spreekt deze schrijver (bl. 340) over Frank en Florens, de „heeren uit Zeeland" en Philips, als in 1430 belast met het gouvernement, terwijl zij al onder Jan van Beieren de tresorie hadden geleid en deze Florens, een zoon van Gillis, heer van Souburgh (en Anna van Domburg) was 1Een zoon van hem heet Hector, bij wien Obreen onnoodig een misschien" plaatst, want het bestaan van dezen staat vast door de aan haling bij Waller Zeper a.w. bl. 417.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1938 | | pagina 77