29 (sinds 1444), vermeld (1464) ook als voogd van Bergen (Hen.) en Kapitein van Biervliet (1453), Raad en Opper- kamerling van den Hertog en zijn zoon Karei den Stoute, hun leger met succes aan in den oorlog in 't Sticht ter erken ning van David van Bourgondië, bastaard des eersten, als Bisschop van Utrecht. Het loon was de beleening met de helft der heerlijkheid van Asperen in zijn hoedanigheid van heer van Arkel en uit naam van den hem zeer gunstig ge zinden graaf van Charolais, wiens zijde hij gekozen had in diens conflict met zijn vader, intusschen in 1467, één jaar vóór die beleening gestorven. Zijn aanzien bleek ook uit zijn tegen woordigheid bij de kroning van Lodewijk XI, bij welke ge legenheid hij andermaal tot Ridder werd geslagen. Zijn huwelijken, hoewel, gelijk gezegd, beide zonder wettig oir een natuurlijken zoon Jacobus met diens zoon Florens vermeldt R. Fruin, ,,Het Archief der O.L.V. Abdij te MiddelburgR. 860 eerst met Maria van Cats, vrouwe van Souburg of tot Monster 1448) en daarna met Anna, natuurlijke dochter van hertog Philips (en een jonkvrouw van Steenbergen), die op de bruiloft tegenwoordig was1), hadden dit aanzien verhoogd. Ten voordeele van haar had Adriaan nog beschikt over zijn bezittingen, na kerken, priesters en kloosters ruim bedacht te hebben en zij richtte een fraaie tombe voor hem op in de kerk te Souburg voor het Hooge Altaar. Geboren ±1433, bleek, niet 1) Hoewel hij, volgens Dr. Meilink, zich toch niet bijzonder verheugd schijnt te mogen hebben in de gunst van hertog Philips, die dan ook ge ringe sympathie voor dit laatste huwelijk getoond zou hebben. Dezelfde schrijver heeft aangetoond, dat Obreen (en, op diens gezag, ook het daarbij aangehaalde, zeer onvolledige artikel in het N.N.B.W.) hem, Adriaan van Borssele, in zijn, Meilinks, bron kamerling" van Philips genoemd, ten onrechte heeft opgenomen onder de Ridders van het Gulden Vlies (zie diens artikel Holland en het conflict tusschen Philips den Goede en zijn zoon van 1463/64", in Bijdragen Vaderlandsche Geschiedenis, 7de R. 5de deel ('s Gravenhage 1935, bl. 134). Over dit punt was vroeger al twijfel gerezen, maar ook de „Beschrijving der Wapens in de Groote of St. Bavo's Kerk te Haarlem'in Bijdragen Bisdom Haarlem II (1874) was op grond van de Zeeuwsche kroniekschrijver Reigersberch van Cort- gene en van een oud portret van Adriaan van Borssele, hem voorstellend als Vliesridder -tot de conclusie gekomen, dat deze dit inderdaad moet geweest zijn.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1938 | | pagina 87