38
in die stad, in 1471. blijkens Ermerins, gevolgd door de
,,clinckaerts" op Noorwegen maar dat zelfs Reijgersberg,
anders geneigd, als dienaar der Borsseles, hen te vleien, geen
melding heeft kunnen maken van een bepaald contract als
gevolg van bovengenoemd huwelijk en ook in de registers
van het Schotsche hof is daarvan geen spoor aangetroffen.
Wel is er zoo'n contract met betrekking tot den besproken
stapel tot stand gekomen, en dat ReijgersbergBoxhorn kent
en vermeldt, maar eerst van 1528, dus in den tijd pas van
Adolf van Bourgondië, voor wiens ijver in deze zaken, zij het
ook gepaard met minder schoone practijken in de concurrentie
met Middelburg, hier verwezen wordt naar zijn artikel in het
N. N. B. W. (VIII 192).
Op grond van een en ander, den omvang der verworven
bezittingen bovengenoemd, de diensten den landsheeren be
wezen en hun waardeering daarvoor in de gunst van ambten,
het aanzienlijk huwelijk van Wolfert, staat het vast, dat van
Hendrik van Borssele af de heeren van Veere groeiden tot
de werkelijke „principes insulae" (van Walcheren), waarvan
ze immers bijna de heele kuststrook bezaten (buiten den
driehoek MiddelburgArnemuidenRammekens), daar meer
ontzien dan „mijn Genedige Heer selve"1). Nog hun goede
ren daarbuiten daargelaten, schijnt met Hendrik een hoogte
punt bereikt Gezeteld op hun trotsche kasteel, den Z(SJan-
denburg, opgericht binnen de oorspronkelijke heerlijkheid van
Zandijk. Z.W. van Veere, beide ouder dan 1280, toch aan
genomen als een stichting der Borsseles, onder schier elk lid
van hun geslacht verfraaid en vergroot, was het kasteel een
waar hoog-adellijk slot geworden. Vooral onder Wolfert VI,
1483, veel vertimmerd en hersteld lees tegelijk versterkt
was het juist onder Anna van Borssele, 2 Maart 1505, ge-
1) Sneller, a.w. 7072. Ook van Grol t.a.p., die er (bl. 19) op wijst,
dat die machtige positie noch voor den landsheer noch voor den bloei van
Middelburg aangenaam of voordeelig was, welke stad zich reeds over
dezen heer Hendrik te beklagen had. De aard van deze klachten blijkt
uit een stuk, afgedrukt in Ermerins' „Zeeuwsche Oudheden" III, 169 vlg.
Vgl. ook linger III, 125. Ook op het punt van den uitvoer naar Frankrijk
ontstond felle concurrentie.