57
Uit den aard der zaak moeten de schenkers van zulke goede
ren uit verschillende streken stammen en de schenkers van een
en dezelfde streek, Walcheren b.v., uit verschillende hoeken
en kanten van dit eiland.
Uit één en dezelfde parochie kunnen toevallig wel enkele gif
ten afkomstig zijn, maar het zou toch een wonder toeval wezen,
moesten die schenkingen buitengewoon talrijk zijn en nog een-
mooi aaneengesloten bezit vormen bovendien, waarvan ver
wacht kon worden, dat het zeker andere en diepere sporen
zou hebben nagelaten dan hun blote opsomming in de Lijst
van Echternach. Evenmin kan er in al die schenkingen een
vooropgezet systeem gezeten hebben, om Echternach een
gaaf, afgerond landbezit te verschaffen. De goederen van
andere geestelijke stichtingen als Lorsch, Fulda, Corvey, Wer
den en Nijvel lagen trouwens ook over een grote oppervlakte
verspreid, wat dan ook de reden was, waarom deze kloosters
hun afgelegen landerijen weinig of niet productief konden
maken en deze veelal hebben verloren 1).
Uit het voorafgaande volgt, dat het fragment van de
Lijst van Echternach geen „ommeloper" is veeleer is het
een lijst van pachters, ingedeeld onder hun respectief am
bacht. Vermoedelijk zal het klooster van Willebrord wel een
beambte of rentmeester in Walcheren (Middelburg) gehad
hebben, die aan de abdij de cijnsen van de haar toebehorende
landen verantwoordde, naar het voorbeeld van Fulda en
Werden voor hun bezittingen in Friesland2). Voor het innen
der pachten gaf de Lijst hem de juiste gegevens. Of de ver
huurde percelen in het ambacht van den pachter lagen of niet,
speelt bij het samenstellen van zulke lijst geen rol.
1) Zie: I. H. Gosses, De vorming van het graafschap Holland, 1915,
331'5 en L. Wampach, A.w., 436.
De goederen der O.L.V. Abdij te Middelburg in Noordmonster- en
Brigdamme-ambacht vormden een geheel en waren gelegen om en nabij
de hoeve van Nieuwenhove, bezitting der abdij. Daarnaast had zij echter
ook een verspreid grondbezit.
2) Zie P. J. Blok, Studiën over Friesche toestanden in de Middel
eeuwen (Nijhoffs Bijdragen, 3e reeks, 6e deel, 1892, 53).