58 Hoe is het met deze opvatting dan te rijmen, dat op de naam van één en denzelfden pachter uit West- of Noordmonster verschillende, soms ver uit elkaar liggende percelen geboekt staan Wij vinden daarvoor geen andere verklaring, dan dat de pachters hun afgelegen en voor persoonlijke bebouwing of beweiding bezwaar opleverende gronden onderverhuurden of ze met de hulp van huurpersoneel bewerkten of beweidden. Is de 12e eeuw niet het tijdperk van de landhonger en de uitwijking Dat verstevigt ons in de mening, dat op de plek, waar Middelburg is ontstaan welke naam in de Lijst niet voorkomt een welvarende bevolking gevestigd was, die graan- en veeteelt (hoofdzakelijk schapenteelt) beoefende en reeds handel moet gedreven hebben in de opbrengst harer verspreide bezittingen. Voor wat de overige in de Lijst genoemde ambachten Dumburch. Poppedamme, Gripeskirca, Ost- capella en Coldekirca betreft, nemen wij geredelijk aan, dat niet alleen de pachters, maar ook de percelen ressor teren onder het ambacht, waaronder zij vermeld zijn 1). Met Fruins opvattingen kunnen wij ook niet altijd accoord gaan. Een diep meningsverschil bestaat over de verklaring der formule p. c. m. I. e. t„ d.i. post cujus mortem libera est terra. Fruin stelt deze formule gelijk met die uit het cartularium van de abdij van Egmond post obitum ejus ad prefatum locum Hecmundum pertinebit. De betekenis van deze laatste is zon der enigen twijfel, dat het bedoelde land eerst na de dood van den schenker in vrij eigendom aan de abdij (van Egmond) zal toebehoren, iets anders dan de donationes a die presenti. Fruin past deze verklaring nu toe op no. 26 van de Lijst van Echternach, luidende als volgt ..Dudinus filius Redelafi dedit S. Willibrordi et S. Martino septem mensuras quarta parte mensurae minus in Vulivardevirve, de quibus Abbo filius ejus solvit S. Willibrordi fertonem et S. Martino fertonem. p. c. m. 1. e. t." De verklaring van Fruin is ..Iemand heeft een stuk land aan de abdij geschonken, onder voorwaarde 1) De genoemde ambachten zijn niet de oorspronkelijke Vijf ambachten der Noord-Watering, zoals Loewenfeld-Gallée beweren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1939 | | pagina 114