61
opstal, het huis, de „domus", hoefde hij niet te betalen1).
Waar geen pacht voor het leven is aangegaan, b.v. in no. 43,
betaalt men voor de „opstal" wel. Fruin toonde voor deze
gevallen een juist begrip. Daar komt de formule p. c. m. I. e. t.
ook niet voor. Waarom niet Het huis is en blijft vrij, m.a.w.
er rust geen huur op. Alleen het erf, met tins bezwaard, kon
aan de abdij geschonken worden, het erf nl. waarop een
eeuwigdurend opstalrecht gevestigd is. Deze nummers zijn
een sterk argument ten voordele van onze opvatting van
de formule p. c. m. I. e. t. op de landerijen, waarachter zij
voorkomt, rust na de dood van den tegenwoordigen pachter
geen huur meer en zij komen vrij voor verdere verhuring.
De toevoeging sed terra nequaquam est libera (no. 27)
wordt door Fruin ook terecht als een geval van eeuwigdurende
erfpacht verklaard.
No. 44 (casam domus liberae) wordt, in het licht onzer
verklaring gezien, ook verstaanbaar, zonder dat wij met de
uitgevers een pleonasme hoeven te aanvaarden Reinerus
schenkt aan de abdij het erf van een vrij huis, d.i. niet met
huur bezwaard. Het is ook een geval van eeuwigdurend
opstalrecht. Met Fruin verwerpen wij de interpretatie van
Loewenfeld en Gallée van domus libera als „vrij land", wat
zou betekenen, dat het bedoelde erf onvoorwaardelijk aan
de abdij zou toebehoren.
Van de toevoeging terra est libera (nos. 45, 49) geeft Fruin
ook de juiste verklaring de pacht loopt dat jaar ten einde.
In de nos. waar de geijkte formule p. c. m. I. e. t. niet voor
komt, d.i. in 15 gevallen, is volgens ons erfpacht bedoeld. De
landerijen komen na de dood van den erfpachter niet vrij.
Uit dabit tegenover solvit in nos. 1 tot en met 18 en nos. 27,
43, 68, 69 dus in 22 gevallen is weinig te halen. Dabit
herinnert o.i. aan de tekst der contracten, waarvan de Lijst
een fragmentarische verwerking is; solvit en debet (no. 35)
schijnen te wijzen op een reeds lang gevestigde toestand. Of
1) Voor de betekenis „erf" van ,,casa", zie Forcellini. Totius latinitatis
lexicon. 1861, II, 97, III,,casa apud scriptores rei agrariae absolute
ponitur pro [undo, possessione."