HAYMAN DOOR Dr. P. L. TACK. Na het uitvoerige opstel van J. A. Hubregtse over ,,De haymanlanden op Schouwen, Walcheren en Westvoorne 1 en dat van A. Scherpenisse over ,,De naam en het begrip Hayman 2)", waarin mijn in Nomina Geographica Neer- landia, X, 1936 verschenen verklaring van Hayman bestreden wordt, is een woord van verweer mijnerzijds niet overbodig. De algemene beschouwingen kan ik onverlet laten, inzover zij mijn verklaring, die door beide opponenten verworpen wordt, niet aantasten. H u b r. (73) maakt zich de taak gemakkelijk: „Tack stelt haymannen en haemeten gelijk aan hooiweiden, hooi- beemden, hooilanden of hooimeden ook hiermede kunnen wij niet instemmen." H u b r. verzuimt echter te zeggen waar om. Het is trouwens het grote gebrek van zijn in de bijzonder heden toch verdienstelijke verhandeling, dat de schrijver vaak stellingen bewezen acht, die nog bewezen moeten worden en gewoonweg heenstapt over wat met zijn zienswijze niet strookt. Daaruit volgt, dat kaf en koren, los en vast, waar en onwaar onontwarbaar in zijn betoog door elkaar gestrengeld zijn. Hubr., op het spoor van De Man en Fokker, neem! aan dat haay eng. high. Deze klankovereenkomst gaat enkel 1) Archief Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 1937. 2) ld.. 1938.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1939 | | pagina 129