84
II. De overeenkomsten tusschen Godfried II van Schoten
en Hendrik I van Brabant in 1212 en 1213,
en die tusschen Hendrik I, Godfried III en Willem 1
van Holland in 1220.
III. Het charter van 1414 aan de heeren van Oud-Vosmeer.
IV. Het charter betreffende het land Borne (zie naschrift).
V. Over „Oudport' ..Wordenbornhoes' en ,,het Oude
Kerkhof
VI. Over de kerk van Roden
terwijl we in hoofdstuk VII nog een 27-tal korte mede-
deelingen zullen doen, dienende om op verschillende
feiten uit de vorige hoofdstukken nog eenig meerder
licht te laten vallen.
I. De bevestigingen van Otto I in 966 en 967
De confirmatie van 966 luidt ..Hereditas S. Gertrudis, sita
in Pago Tessandria super fluvio Struona in villa, quae
dicitur Bergom, cum integritate, illic aspiciente i n s u 1 a e
tres, prima Bieveland, secunda Spiesant. tertia Gerselre".
Die van 977 luidt
,,In pago S c a 1 d i s villam Berghis, cum tribus i n-
s u 1 i s Sprange, Waterange, Steeninge, cum ecclesia
et t e 1 o n e o in pago S t r y a de patrimonio ipsius electae
Virginis Mons, cum appendicibus Tremella. Strunahem et
omni piscatione ad Mosam et terris adiacentibus".
We kunnen niet nalaten hier op te merken, dat door som
migen al wonderlijk met deze bevestigingen is omgesprongen,
net of ze daaraan maar mochten veranderen, wat ze wilden,
en er in leggen, wat ze er zelf in wilden zien, natuurlijk on
bewust. Wij merken hier met nadruk op, dat het van de
kanselarij van een Otto den Groote niet a priori te ver
wachten is. dat zij bevestigingen zouden zijn wier bewoor
dingen een warwinkel zouden vormen. We mogen integendeel
iets verwachten, dat logisch in elkaar zit. Deze kanselarij was
namelijk grondig gereorganiseerd door 's keizers broeder, den
beroemden Bruno van Keulen, een geniaal leerling van bis-