92 Vanzelf is het mogelijk, dat die bedoelde tol toen op een andere plaats lag, maar zeker is het, dat hij daar lag waar drukke scheepvaart was en waar waakzaamheid wegens mogelijke ontduiking het meest geboden was. We hebben dus dit punt te zoeken. Die drukke stroom is ongetwijfeld de Striene. Er is veel, dat er voor pleit in de Striene toen de hoofdverbinding van Zeeland met den Rijn te zien. Ook daarom was deze tol belangrijker dan de latere langs de Een dracht. Dus het zoeken is nu naar een punt aan dien stroom, dat voldeed aan bovengenoemden eisch. Om dit punt te vinden is een orohydrografische uiteenzetting dringend noodig, die we nu zullen trachten te geven We hebben aangetoond, dat het poldereiland, dat later Poortvliet heette er toen al was. Van den toestand van het gebied tusschen dit polderland en den westelijken voet van het diluvium van Noord-Brabant tusschen 967 en 1213 weten we door kaarten en door beschrijvingen weinig. Wèl weten we. dat stroomen zich in Zeeland dikwijls verplaatsten, ver diepten of dichtslibden, maar anderzijds ook, dat de Schelde toen veel minder zeeboezem was in zijn mondingsgebied dan nu, veel meer benedenrivier met matige getijdewerking. M.a.w. in dit tijdperk hebben ook ongetwijfeld veranderingen plaats gegrepen, maar zoo sterk als na het overstroomen van Rei merswaal in 1530 zullen ze stellig niet geweest zijn. Boven dien zijn de meeste dezer veranderingen voor den deskundige in polderzaken nog best te zien in den tegenwoordigen water staatkundigen toestand, waarin ze zich weerspiegelen en uit de geschriften en charters van na 1230. Op grond van al deze overwegingen is een globaal beeld van den toestand van dit gebied in 967 wel te geven. Het is een schor- en slijkgebied met drie hoofdgeulen er doorheen, waarvan er 2 weer secon dair waren ten opzichte van één ervan en zeker tal van tertiaire en quartaire, die echter zoo weinig vermogend waren, dat ze bij inpolderingen geen moeilijkheden boden. De grootste geul was de van het Z.-W. naar het N.-O. loopende Striene een langgerekt cn breed water, zooals duidelijk blijkt uit den loop der dijken in zijn mondingsgebied tegenover Reimerswaal

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1939 | | pagina 148