95
van Tholen niets anders is dan een overblijfsel van dien
tolhil. dus de kern van de tegenwoordige stad m nog onbedijkt
gebied. We meenen, dat we de mogelijkheid van de ligging
daar hebben aangetoond en ook wel de waarschijnlijkheid
meer zekerheid zal een ander deel van ons betoog geven.
Wat dus de bevestiging van 967 betreft, meenen wij dus,
dat in dat jaar de villa Bergen Bergen-op-Zoomhet cen
trum was van een administratief gebied, met een meijer aan
het hoofd, die rekenschap verschuldigd was aan de abdij van
Nijvel. Deze meijer had dan, waarschijnlijk weer met onder-
meijers als chef onder zich ook de hofhoorige boeren van wat
later waren Poortvliet, Scherpenisse en Duiveland. Aan deze
meijer moesten ook afgedragen worden de baten van de kerk
in de villa Bergen en van den tol op de hil, geheven van de
schippers op de Striene. Deze „tol" zal oorspronkelijk een
keizerlijke tol geweest zijn (want de groote rivieren waren
„koningswegen door den keizer aan Nijvel afgestaan en
waarschijnlijk reeds vrij oud. Deze meijer stond in rang gelijk
en voerde een soortgelijk bewind als die van Bergen aan de
Striene Steenbergen) en die van Mons Geertruiden-
berg). Waar we weten, dat Geertruidenberg reeds in 1213
van graaf Willem I stadsrechten kreeg, Steenbergen, zooals
nog kortelings overtuigend is aangetoond in het werk van
J. de Sturler omstreeks 1290 een zeer belangrijke handels
stad was in het oude Brabant, met zelfs druk verkeer op
Engeland en zeer ondernemende schippers en in 1288 Bergen-
op-Zoom al werd "omwald en dus toen alle drie reeds een
ontwikkelingsgroei van langen tijd achter zich moeten gehad
hebben, ligt er niets vreemds in. is het zelfs voor de hand
liggend, ze terug te projecteeren, en wel alle 3 naar 967. Als
voorbeeld en bewijs van dezen langzamen groei kan de ont
wikkeling van Leiden dienen, die dan symptomatisch ook de
ontwikkeling der 3 bedoelde plaatsen belicht. Welnu, in 960
wordt aan den Zuidkant van den Rijn een gehucht „Leithen'
vermeld, waar de Domkerk van Utrecht 4 hoeven bezit. Dit
plaatsje krijgt pas in 1266 stadsrecht en pas na 1300 een
steenen kerk en is nog betrekkelijk klein in dien tijd. Dat ook