102
7°. De grenzen worden minutieus nauwkeurig omschreven
in 1255, wat voor een herbedijking zeker niet noodig zou zijn
geweest.
8°. Het is hoogst waarschijnlijk om de vaart open te
houden, dat Hendrik I in 1220 verklaarde, dat Willem I het
land niet mocht beschouwen als deel van zijn gewest, Is echter
de polder niet in 1220, maar in 1255 bedijkt, dan volgt daaruit
logisch, dat het plaatsje Tolen, dat voor een deel in den
polder 1500-gemeten ligt en dat van Margaretha en Guv van
Vlaanderen in 1253 vrijheid van tol krijgt voor al hun landen
cn dat in 1263 genoemd wordt als ,,der Tollen'' in den slag
(Melis Stoke vermeldt dit in zijn Rijmkroniek) bij Vernoutsee
dus in ongedijkt gebied gelegen heeft, waarbij we dan terug
wijzen naar de eind-conclusie van hoofdstuk I, wat ook nog
blijkt uit het andere feit, dat als Godfried III het oningedijkte
gebied in 1220 heefi gekregen, dit toch het gebied moet
geweest zijn, waarin zijn eigen tol lag. Het is niet aan te
nemen, dat Willem I dat deel kreeg, waarin Godfrieds en
Hendriks tol lag. Dit ware meer dan ongerijmd. Dus ook dit
voert ons tot de conclusie, dat de tol in het ongedijkte deel lag.
Daar dit een zeer belangrijke conclusie is, is het plicht, de
andere gronden, die Hollestelle aangeeft voor de indijking
in 1220, te toetsen. Bij rustig, logisch en kalm overleg blijken
ze geen van alle stand te houden, hoe aantrekkelijk sommige
ook schijnen. We willen dit nu uitvoerig aantoonen.
Een van zijn gronden is, dat in 1229, in een charter van
Floris IV, gesproken wordt van Oud-Schakerloo. Dan moet er
dus ook, zoo redeneert Hollestelle, een nieuw-Schakerloo ge
weest zijn. Dit beamen wij ten volle, geven alleen niet toe,
dat het al ingedijkt was. Waar in dien tijd vele boven gewoon
hoog water gelegen gronden aanwezig waren, die als schapen
weide en moergebied sterk economische beteekenis hadden 1
ligt er niets vreemds in, dat deze als ,.land'' zijn aangeduid. Bij
1) Zoo kreeg men bijv. in het begin van de 14de eeuw al concessie,
om een schor bij Poortvliet, later ..Baarsdijk" geheeten, in te polderen.
Uit economische overwegingen geschiedde dit echter pas in de 17de eeuw.