110 Vosvliet benoorden deze plaats boog een tiental minuten ver der om naar de Striene, was zelf daarvan een onderdeel en vervolgde daar zijn weg als Vertrijsen vaart en Couveringhe vaart en werd nog lang gebruikt, want in 1362 voerden „die luide van der tollen" hun ambachtsheer. Jan van Blois, er nog langs naar Striënmonde. Deze vaart was ook daar de grens tusschen Brabant en Zeeland, zooals in hoofdstuk III nader zal worden aangetoond. Verder noordelijk, aan het ontmoe tingspunt van Vosvliet en Vertrijsenvaart, liep slechts een schorkreek, de latere Eendracht, langs de beide dorpjes Oud en Nieuw-Vosmeer. Pas in veel later eeuwen werd dit de eigenlijke noordelijke uitloop van de Vosvliet naar het Maarloo of zooals men zei „het Slaak van Maarloo". In elk geval liep dit watertje niet als grensstroom tusschen Zeeland en Brabant, maar midden door Zeeuwsch gebied. Daarom kan de tol van Vosvlieterhille niet daar gezocht worden. Die lag dus aan den Brabantschen kant, op het punt, waar Eendracht Vos vliet) en Vertrijsenvaart samenkwamen, dus op het punt, waar op latere kaarten Hazershille staat, ook in onbedijkt gebied. De gerechtsplaats was Sexoirde. Ontleden we dit woord en schrijven we er voor seks-oorde, dan beteekent het „het oord, waar de sek (de zoute sek) groeit. In het Zeeuwsch en West-Brabantsch is sek de naam voor wat we in het algemeen Nederlandsch zegge noemen. Dit Sexoirde was dus waar schijnlijk het kasteel van Halsteren met omgeving, dat in lateren tijd het opzicht over den tol had, zooals dat van Borg- vliet over het Borgvlietsche geleide enz. De lijn Hazershille Sexoirde liep nagenoeg west-oost. Sexoirde en het kasteel van Halsteren lagen aan den rand van het diluvium, langs ,,den waterkant'' zooals men in Halsteren zei en wel ongeveer waar nu ,,de Kladden' ligt. We mogen aannemen, dat over het schor een dam liep tus schen den tol en het kasteel. Deze tol beheerschte ook de kreek, die later het Lange-Water heette en lag dus op een waterdriesprong Ook dit tweede deel van ons betoog leidde er ons logisch

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1939 | | pagina 166