126 kapittel van S. Salvator in Utrecht, dat er toen al lang was, de schorren, die later het land Bonne-' zouden vormen. Op de plaats waar nu de stad Bergen-op-Zoom ligt bezit de Benedictijner-abdij van Nijvel een villa, een landgoed, be stuurd door een ,,meyer die onder zich hofhoorige boeren heeft. Daar deze schorren dicht bij de villa Bergen lagen, wordt de aandacht van den meyer hierop gevestigd en Nijvel weet van S. Salvator concessie te verkrijgen deze gorzen in te polderen. S. Salvator staat dit toe, maar bedingt vroonland en in etappes weet Nijvel de kern van wat we nu het water schap Poortvliet noemen in te polderen, S. Salvator stond dit te gereeder toe, omdat het zelf ver van deze gronden verwij derd was. Het spreekt vanzelf, dat dit een globale verklaring is en dat er allerlei tusschenstadia kunnen zijn geweest. Daal de archieven van Nijvel niet meer aanwezig zijn, weten we niet precies, hoe de vork in den steel zit. Vaststaande feiten, weinig in getal, logisch met elkaar in verband gebracht moeten hier den dienst doen van authentieke stukken. We zijn er ons van bewust, dat dit speculatief handelen is, maar als daardoor een beeld ontstaat, dat in overeenstemming is met andere historische gegevens, mag men m.i. zoo handelen, ook al zou misschien bij werkelijke kennis van alle feiten, blijken, dat het totaalbeeld eenigszins verwrongen was. Door den rijkdom aan zoetwaterputten of door de aanwezigheid van het genoemde putje krijgt het land den naam van Sprange of Borne, welke laatste naam later Bonne" wordt. In dit gebied heeft Bergen een onder-meyer, die voor het garen der natuur-producten een schuur met woning op een woerd laat bouwen, dat uitgroeit tot een dorpje of nederzetting en als eigennaam ,,het Huis van Borne op den Woerd of ..Wordenbornhoes" verkrijgt. Het leenland van S. Salvator wordt aan den gewestelijken heer, den graaf, door middel van zijn burggraaf in 1200 afgestaan. Daar Dirk VII en zijn voorgangers voortdurend in conflict zijn met den graaf van Vlaanderen en den hertog van Brabant, waarin de Holland- sche graaf niet altijd aan het langste eind trekt (in 1163 moet Floris III het condominium over Bewestenschelde erkennen,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1939 | | pagina 182