12
alle predikanten, wier naam in de door ons opgemaakte lijst
is opgenomen, in hun ambt zal handhaven.
De vergadering behoefde zich niet lang bezorgd te maken
want de inlichtingen, haar verstrekt door den secretaris van
het Hervormde consistorie te Parijs (Rabaut) in diens brief
van 22 December 1803, lieten geen twijfel over dat de con
firmatie van al die predikanten, welke tijdens de afkondiging
van de Articles organiques in werkelijken dienst waren,
geenerlei zwarigheid zou ontmoeten, en dat de betaling van
hun staatstractement een aanvang zou nemen met het tijdstip,
waarop hun door den Eersten Consul de confirmatie verleend
zou worden t).
Tot de zaken, die verder de aandacht van de vergadering
vereischten, behoorde de regeling van het toezicht op het be
heer van de kerk- en diaconiegoederen, hetwelk de Articles
organiques uitdrukkelijk aan de consistoriale kerken opdroe
gen2), en in de tweede plaats de positie van de plaatselijke
kerkeraden.
Wat het eerste punt betreft was de vergadering van begrip,
dat de zaak van de kerkelijke goederen van een „zeer tederen
aart'' was, ook hield zij het voor „zeer waarschijnlijk" dat het
gouvernement „zich omtrent het bestuur, gebruik en bestem
ming der goederen nader verklaren" zou. „Alle schikkingen,
die men dan deswegens in die onzekerheid voor het tegen
woordige mocht beramen, zouden veelligt van korten duur
zijn", meende zij, „en misschien niet veel anders dan verwar
ring en nadeei ten gevolge hebben". Uit dien hoofde besloot
zij het onderwerp voorshands „buiten deliberatie" te laten3).
Op de vraag hoe men zich ten aanzien van de plaatselijke
kerkeraden had te gedragen viel geen ander antwoord te
geven dan dat men ze naar strikt recht, de bepalingen van de
Articles organiques tot richtsnoer nemende, kon afschaffen.
1) Brief van den secretaris aan een ongenoemde predikant (Ds. N. van
Rijssel te Oostburg lid der vergadering, 30 Dec. 1803.
2) Art. organ, art. 20 ,.les consistoires veilieront a l'administration
des biens de l'église et a celle des deniers provenant der aumönes".
3) Brief secretaris Hennequin aan een ongenoemd lid der vergadering,
30 Dec. 1803.