39
ders gezegd tot op een derde van de nominale waarde ver
minderd. Op eens zagen de kerken van Aardenburg, Oostburg
en Sluis, die gelijk wij weten voor drie vierde gedeelte leven
moesten van de rente van Hollandsche staatsschuld1), zich
nu zelve in benarde omstandigheden geplaatst hun inkomsten
daalden verre beneden hetgeen zij voor hun eigen behoeften
van noode hadden, zoodat van steun verleenen aan de vijf
zustergemeenten geen sprake meer kon zijn2).
Het gevolg was dat deze vijf gemeenten ieder in plaats
van 500, slechts 250 franks ontvingen3). En als moest de
maat ten volle worden toegemeten, de uitbetaling van de de
partementale subsidie, thans hun eenigen onderstand, ge
schiedde zóó traag dat de vergadering er den prefect herhaal
delijk om aanspreken moest4). Gezwegen nog van den last,
dien men aanhoudend ondervond van het voorschrift van
25 Maart 1807, dat niemand tot predikant beroepbaar was.
die niet den leeftijd had bereikt van 25 jaar5).
De puinhoopen van de in 1811 afgebrande Sint Janskerk te
Sluis waren een zinnebeeld als het ware van de jammeren,
door de Fransche overheersching over de Hervormde ge
meenten van Staats-Vlaanderen, met name over die van Sluis
zelve, uitgestort. Onder het voormalig Hollandsch bestuur
genoten de drie destijds te Sluis staande predikanten elk een
bezoldiging van 1000,Zij werd gevonden uit een van
's Lands wege verstrekte toelage van 2220 's jaars. ver
meerderd met een bijdrage van 690 uit de inkomsten
van de kerk zelf. en een van 180, afkomstig van zeker
legaat, dat voor dit doel ter beschikking was gesteld van het
College 's Lands van den Vrije. Door de inlijving van Staats-
Vlaanderen bij Frankrijk hield, gelijk wij zagen, de betaling
van staatstractement geheel op en na de opheffing van het
College van het Vrije ook de uitkeering uit het legaat. De
1Zie hiervóór blz. 35, 36.
2) Brief consist, vergadering Sluis aan den prefect, 18 Sept. 1810.
3) Acta consist, vergadering Sluis, 25 Juli 1810.
4) Brieven consist, vergadering Sluis aan den prefect, IS Sept. 1812,
23 Mei en 28 Juli 1813.
5) Als voren aan den minister van eeredienst, 23 Maart 1810.