72 geeft hiervan voorbeelden) „ouwe" (Aue) „waterig oever land", „rivierland,, (wat al aardig ons „heide", voor „land langs het water buiten den dijk" en in „heydijck", nadert). „In deze laatste beteekenis staat het nog wel in Duitsche volksliederen daarentegen is het in de gewone taal tot aan duiding van onvruchtbaar land, dat zwak begroeid is, ge worden", vervolgt hij. Een dergelijke beteekenis-ontwikkeling heeft het woord ongetwijfeld ook bij ons gehad. Deze ont wikkelingsgang is ook taalpsychologisch duidelijk te begrijpen en ligt voor de hand. Dat de omschrijving „land buiten den zee- of rivierdijk, dat gewoonlijk droog bleef, maar toch aan het buitenwater bleef blootgesteld" niet in één of ander woordenboek staat, spreekt van zelf, omdat men die waar schijnlijk tot nog toe niet kende. Op zulke woordenboeken mag men zich wel voor de algemeene beteekenis beroepen, maar niet voor dit bijzonder geval. Dat ware weer „de reinste scholastiek" en de wetenschap zou zóó weinig verder komen, want als men zich op deze woordenboeken blééf beroepen, dan zouden we in een cirkel ronddraaien en nooit verder komen. Het was er ons wel om te doen, een woord, waarmee men tot nog toe weinig raad wist, te verklaren en daartoe konden woordenboeken, ook zelfs het prachtige mnl. Woor denboek van Verdam, niet voldoende helpen. Als dit Woor denboek dit wel had kunnen doen, waren al die artikelen over „hayman" vrijwel overbodig geweest. O.i. is het tijdverspilling daarover te discussieeren. Ten slotte moeten we nu nog iets zeggen over de woorden „hayen, haysel, hayselwete, voorste en achterste haye". Dr. T. zegt, dat mijn verklaring daarvan staat of valt met mijn af leiding van „hay". Dr. T. heeft blijkbaar niet ingezien, dat hij daarmee te weinig zegt, want zij steunt die afleiding ook ten zeerste, daar men in Zeeland ook nu nog zand (kleiwegen zijn er niet meer) van de banken voor de kust afhaalt en wel geregeld, om de in de polders bestaande zandwegen op te hoogen en men ook nu nog bij verhooging van dijken en bij nieuwen dijkaanleg

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1940 | | pagina 112