s 76 „zoute haymanne" en „de heydijken" de groote zee. Het waren als 't ware bewoonde „economische eilanden" te midden van een „groote, oneconomische omgeving". Wij vestigen er in 't bijzonder nog eens de aandacht op, dat men in Frankrijk twee soorten van „manses" kende I. „Ie manse dominial", die door den eigenaar bestuurd werd en waarin zich „le manoir seigneurial" verhief II. „les manses tributaires". Deze werden gegeven aan pachters, die een vergoeding moesten betalen of zekere dien sten voor den eigenaar moesten verrichten. Deze 2de soort werd weer in 3 groepen verdeeld, les manses ingénuiles, les manses lidiles en les manses serviles. We zullen daarop nu niet nader ingaan, maar uit deze opsomming blijkt voldoende, dat bijna alle boerderijen in Frankrijk „manses" zullen zijn geweest, zoodat „manse" daar door voor het volk de beteekenis kreeg van „woning met land erom, dat door de bewoners van die woning bewerkt werd" „boerderij". Waar nu in Engeland, in Normandië en in Maine nog tal van „manoirs" zijn overgebleven, kunnen we deze streken vooral beschouwen als het land der „manses". En de „hay manne", waarover in het charter van 1229 gesproken wordt, zullen geweest zijn „manses tributaires". Het feit, dat vele geschiedschrijvers de Zeeuwsche edelen uit de middeleeuwen, die overtalrijk waren, als een soort „heereboeren" beschouwden, die hun „kasteelen manoirs" bewoonden, temidden van hun land, is o.i. niets anders dan een weerspiegeling van toestanden uit N.W. Frankrijk, dat men in de middeleeuwen gerust „het land der manoirs" zou kunnen noemen, waarbij wij nog opmerken, dat Zeeland in de M.E., wat zeden en gewoonten betreft, veel sterker op Vlaanderen (en daardoor ook op Frankrijk) was georiënteerd dan op Holland, zoodat ook dit er op wijst, dat de inburgering en verdietsching van het veel gebruikte woord „manse" niet meer dan zeer natuurlijk is, daar het slechts onderdeel is van een algemeene tendentie.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1940 | | pagina 116