82 moet de door stormen verbolgen zee verbeelden. Beide zwarte banen bedreigen het witte land. In vijf van de zes boven aan gehaalde versjes stelt de witte kleur het zand of het strand voor en er is dus wel reden voor, aan te nemen, dat dat met het wapen van Westenschouwen ook zoo bedoeld is. Ook Terschelling en Helgoland stonden eeuwen lang bloot aan de vernielende invloed van stormen en zee. Er is hier veel overeenkomst in de uitdrukking van wapen en vlag, waarbij de schoone kleuren van het nog behouden en begroeide land eveneens een groote rol speelden. Vandaar dus de gelijkheid van de verzen, die op Terschelling en op Helgoland slaan. Dezelfde omstandigheden riepen als vanzelf voor die eilanden alle overeenkomst op en voor Westen- schouwen komt de historie wonderwel overeen met het zoo sobere en toch zoo veel zeggende wapen. Hier moge ook nog uit volgen, dat dat wapen reeds heel oud moet zijn, uit een tijd toen de plaats nog veel te lijden had. Een meer nauw keurige ouderdomsopgave kan ik helaas niet geven. Boven werd medegedeeld, dat omstreeks 1500 de haven van Westenschouwen begon te verzanden. Dit voor de stad zoo ernstige feit bracht de legende van de meermin en de meerman in de wereld. Het verhaaltje is bekend genoeg en in Schouwen's badcourant van 25 Aug. 1938 kan men het uitvoerig vinden, met het beroemde rijmpje, dat de val van Westenschouwen voorspelt. De door visschers buitgemaakte meermin werd, na vergeefs door haar meerman te zijn terug geëischt, gewroken door het dichtslibben van de goede haven. De meerman kondigde zijn wraak aan met de woorden „Westen Schouwen, 't zal je rouwen, dat je hebt geroofd mijn vrouwe. Westen Schouwen zal vergaan, Alleen de toren zal blijven staan." Gelijk men weet, is deze voorspelling maar al te goed uit gekomen. Minder bekend is de naam van de visscher, die de meermin ving. In het Tijdschrift der Staatsspoorwegen, dat

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1940 | | pagina 122