4 hier ter wille van de duidelijkheid en de vorm, verticaal ge plaatst, een manier van afbeelden, die nog dikwijls wordt gevolgd. De typische accoladevorm, den meesten Cetacea eigen, zien we ook hier optreden. Intusschen is in het midden van de opstaande staartvin in de teekening een kleine vergissing gemaakt. De naar de kop toe gerichte kleine inkeeping bestaat nl. daar ter plaatse niet bij Hyperoodon in dit opzicht wijkt ons dier dus af van de meeste Cetacea, die gemelde inkeeping inderdaad dui delijk bezitten. Zoo'n onbeduidendheid doet natuurlijk niets af aan de uitstekende qualiteiten, die de aquarel kenmerken en die men nauwelijks hoog genoeg kan aanslaan, gezien vooral het jaartal 1584 van de vervaardiging. Eerst in 1848 werd een nog betere teekening van deze soort gepubliceerd door W. Vrolik, den anatoom uit Amsterdam, die een exem plaar behandelde, dat op 24 Juli 1846 te Zandvoort strandde. In zijn mooie monographie behandelde Vrolik alles, wat men maar wenschen kan en nog in 1940 komt Dr. J. A. Bierens de Haan, Amsterdam, op dit geval terug in het Nederl. Tijdschrift v. Geneeskunde jaargang 84, No. 1, (3441), 6 Jan. 1940. Intusschen had C. Wesmael, Brussel, in 1840 een stranding behandeld van een Hyperoodon, op 16 Sept. van dat jaar aangekomen nabij Burghsluis op Schouwen. Dit Zeeuwsche geval is voor ons land verloren gegaan, want het dier is via Antwerpen naar Brussel gebracht en daar verkocht aan het museum van natuurlijke historie. In een uitvoerige publicatie met een groote afbeelding van het dier heeft Wesmael over deze aanspoeling bericht. Afgezien van bovenstaande mededeelingen is de oude aquarel nog om een geheel andere reden juist voor Zeeland van belang te achten. De curieuze golfjes van de zee zijn, evenals de opspuitende straal uit het neusgat, van een bleekroode kleur. Een ouder- wetsche, voor Zeeland tevens een beroemde roode kleur, die een heele geschiedenis heeft gehad, is de meekrap en dit over-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1940 | | pagina 44