32
die bij Floris IV en later bij Willem II in blakende gunst
stond in een tijd, dat het burggraafschap nog niet tot sinecure
was afgedaald. We kunnen als zeker aannemen, dat heer
Costijn goed voor den afstand van het kasteel en landen bij
Zierikzee is beloond1), waaruit dan al direct volgt, dat de
haymanne niet minderwaardig waren, daar zij blijkens de
opsomming een belangrijk deel van het leen vormden. De
aanhaling uit het charter leert verder, dat de haymanne be
woond waren en dat men er prijs op stelde dat zij bewoond
bleven. Ook daaruit volgt, dat het economisch waardevolle
bezittingen waren, maar er blijkt nog wat anders uit n.l. dat
zij niet gemeenschappelijk eigendom waren en ook, dat ze
geen minderwaardige grond waren, want wie zou diè juist ter
bewoning kiezen of welke ambachtsheer zou anderen dwingen
juist daarop te gaan wonen, of welk deelhebber zou zijn aan
deel in het gemeenschappelijk bezit laten varen De bewoor
dingen en de heele geest van het charter, als ik me zoo eens
uitdrukken mag, kunnen niet anders dan deze begripsomschrij
ving van den uit dit stuk gelichten zin geven ,,de boeren, die
op de boerderijen of boerderijtjes2) van heer Costijn3) wo
nen, mogen door heer Hendrik niet op zijn hoeven worden
toegelaten Deze verklaring dringt zich aan ons op. We
zullen ons dus deze boeren moeten voorstellen als een soort
hofhoorigen, die op de boerderijen van genoemde heeren
woonden en ze bewerkten, dus als een soort „gebonden pach
ters", zoowat de eenige bewoners van Renesse. Het bevel van
den graaf wilde heer Costijn vrijwaren voor het verlies van
zijn boeren aan heer Henric Alaert Poelvoetzsone, waaruit
tevens blijkt, dat de bevolking nog niet zeer dicht was. Men
stelle zich de haymanne voor als de meest geschikte deelen
1Het was Floris IV niet te doen om het economisch bezit van
Zierikzee, maar veeleer om de strategische waarde ervan voor zijn ge-
heele graafschap.
2) Men lette er op, dat het stukjes ontgonnen geestgrond met bewo
ners zijn geweest, omgeven door heij.
3) Van „gemeenschappelijk eigendom" der mark is hier geen sprake,
want wat zou er dan voor heer Costijn nog overgebleven zijn enkel
woeste duinen en 5 mark leenrecht.