42 „met", die we ook aantroffen nl. in de rekening van den rent meester Boudin Janszoon van 1341, maar waar, door het staan in den auslaut de klank dezelfde was, nl. stemlooze t. Het charter maakt een nauwkeurig onderscheid. Men mag nl. niet veronderstellen, dat dit het verschil tusschen ,,pascua" en „terras" zonder reden maakte (Wat al fouten zijn niet ont staan door charters niet woord voor woord te ontleden We mogen dus constateerendat deze charters het bestaan van de 2 geheel verschillende woorden ,,meet" en „made" boven eiken twijfel stellen. Daar we nu toch over het door Dr. T. aangehaalde charter spreken, is het hier de plaats, om een suggestie van hem te bestrijden, die hij naar aanleiding van dit charter maakt. nl. dat een „hemethe" braakland zou zijn. Dit is zeker niet aan te nemen en moet verworpen worden. Een algemeen woord voor „hemethe" was in Brabant „wil dert" en dit woord zal wel beteekend hebben „land, dat daar in het „wild" ligt, dus buiten het wei-geordende, goed-ver- kavelde land, uit het polder-complex". Daar bij het drieslag stelsel en ook na den tijd. dat dit volledig werd toegepast, zelfs tot 1891, het braak laten liggen van de akkers van tijd tot tijd voorkwam, was dit zoo gewoon, dat men onmo gelijk een braakliggenden akker „een wildert" heeft kunnen noemen. Dit blijkt duidelijk hieruit, dat „wilderten" konden overgaan van den één op den ander, konden geschonken wor den, konden verkocht worden, dat men er mee begiftigd kon worden, dat ze verbeurd verklaard konden worden. De naam „wildert" werd dus toegepast voor een vast-omlijnd. onver anderlijk begrip. Wat eenmaal een „wildert" was. bleef dit, tenzij men ging inpolderen. Dit blijkt duidelijk uit een charter van 1313. In dat charter wordt een zekere Gerard van Wiel- drecht „begiftigd" met een „wildert" „een hemethe" „die is geleghen jegens den ambachte van Ramsdunc, tuskenTielmans ver Belien soens moer, ende tuysken Tryfebroec buten den dye, diet ghemene land daer helt toteten Duncga toe". Ieder een begrijpt, dat het onzin zou zijn, in een charter iemand te begiftigen met een stuk „braakland". Het „braak" zijn was een tijdelijke toestand. Men bedoelt dus met „wildert" iets

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1940 | | pagina 82