6 Leerboek der Scheikunde, deel 4, vertaald door G. J. Mulder, 1839. Onderzoekingen van Dr. Ir. A. M. de Wild hebben uit gewezen, dat kraplak en andere organische roode kleurstoffen aangetroffen worden bij de hierna vermelde lijst van een aantal verfmonsters, (Dissertatie Delft, 1928) Ongeveer 1450 Rogier van der Weyden Het onbloedig offer der nieuwe wet, zinnebeeld van het bloedig offer van Golgotha. Ongeveer 1490 Hans Memling Muziekmakende engelen. Ongeveer 1500 Benson De Deipara Virgo. 1515 Jacob Cornelisz. van Oostzanen Maria en 't kindje Jezus. Ongeveer 1515 Jan Provost De martelie van de H. Katarine. Ongeveer 1540 School Engebrechtsz Vóór de Kruis- nageling. Ongeveer 1600 Wyttewaal Mars en Venus. 1600 Pieter Breughel de Oude De volkstelling in Beth lehem. 1600 Jan van Eyck De H. Pelgrims. 1614 Rubens Venus frigida. Ongeveer 1615 Rubens O. L. Vrouw met den papegaai. 1616 Frans Hals Maaltijd van officieren van den St. Joris doelen. Dit zijn eenige voorbeelden van toepassing in olieverven door bekende Meesters. Door het geringe dekkend vermogen worden zij alleen in mengsels dan toegepast of als glaceer- verf. Vooral, wanneer zij geglaceerd worden over een onder schildering van vermiljoen, kunnen fraaie effecten worden bereikt. Evenals indigo werd meekrap in de Indiën en in Egypte van de vroegste tijden verbouwd en gewonnen. De z.gen. Turksch rood ververij is oeroud en de naam is bewaard gebleven tot op den huidigen dag. Ik citeer het volgende uit Ullmann's Enzyklopadie der technischen Chemie, Band 1 pag. 205.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1940 | | pagina 46