66 deel de Oostpolder en het zuidelijke deel Onse-Vrouwepolder. Deze laatste kaart geeft dus den naam precies zooals die in het hiervoor weergegevene uit de schepenactenboeken voor komt. Wij vermeenen de zaak aldus te moeten stellen Er waren twee polders de volgorde van inpoldering zal ge weest zijn, eerst de Oostpolder, daarna de Onze Vrouwe polder. Hetgeen in de grafelijke rekeningen staat 1behoeft daarmee niet in strijd te zijn. Daar worden genoemd den ouden polder, den middenpolder en den nieuwen polder. Met den nieuwen polder is de Oostinkelenpolder bedoeld. (Het betreft hier een rekening van 1340). Wij vermoeden, dat het zuidelijk deel toen nog niet inge dijkt was, en wel om de volgende redenen. In de Middeleeuwen stond het Katholieke geloof in het centrum van ieders aandacht en vooral de Mariavereering was zeer groot. Als er in 1340 een polder had bestaan, die naar Maria, Onze Lieve Vrouwe, genoemd was, dan zou men zeker niet nagelaten hebben in de rekeningen den polder onder dien naam te vermelden. Deze polder zal dus na 1340 bedijkt zijn. Vanwaar nu echter dat groote verschil in naamgeving Hij, die de schepenactenboeken raadpleegt, zal bevinden, dat schepenen steeds optreden namens de parochie of heer lijkheid van den Oostinkelenpolder nimmer worden andere namen genoemd. De beide polders tezamen vormden de heerlijkheid Oost inkelenpolder. Werd één van de polders bedoeld, dan sprak men van Oost- polder of van Onze-Vrouwepolder. Toen de Onze-Vrouwepolder was ondergeloopen, was er geen aanleiding meer den overgebleven polder nog steeds Oostpolder te noemen, daar die thans alleen de heerlijkheid Oost-Inkelenpolder vormde. 1) H. G. Hamaker, Rekeningen der grafelijkheid van Zeeland, If, blz. 181 en 182.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1941 | | pagina 102