70
aan Brouwershaven schrijven, dat het dc geboorteplaats was
van Cats en de geleerde Hobiussen
Quo celebretur habet vix Brouershavia quicquam
Quam quod Catziaden miranti protulit orbi
Et doctos Hobios1).
Voor deze vleiende uitspraak bestond wel enige reden, want
behalve Hobius van der Vorm (die eigenlijk geen Hobius is)
hadden zowel Jacob Hobius als zijn dochter Johanna enige
naam gemaakt als dichters.
Van Jacob Hobius kennen we twee gedichten. Het ene is
een lofdicht „Op de drie boucken der Sinne-dichten ende
beelden van den hoogh-gheleerden Heere D(ominus) Jacob
Cats", dat men voorin de Sinn' en minne-beelden (1618) van
den Brouwershavensen dichter vindt 2). Cats, dien we al als
getuige hebben aangetroffen bij de doop van Hobius' tweede
dochter, was een achterneef van Jacob. Diens moeder, Liele
Kempe, was nl. een dochter van Jacob Kempe (f 1569) en
Salome Cats (f 1571), en deze Salome Cats was een zuster
van Adriaan Cats (geb. 1535, f eind 1599 of begin 1600),
de vader van den dichter3). Hoewel Hobius van dezelfde
leeftijd zal zijn geweest als Cats, en de laatste zijn Brouwers
havensen neef veertig jaar overleefde, behoorde Hobius dus
tot een jongere generatie dan hij.
Het tweede gedicht, dat we van Hobius bezitten, verscheen
eerst na zijn dood in de Zeeusche Nachtegael (1623), de
bundel waarin de Zeeuwse dichters trachtten aan te tonen
dat ook Zeeland in de letterkunde ging meespreken, en het
werkelijk niet Holland alleen was, dat dichters kon voort
brengen. Aangezien Cats in de samenstelling van dit boek
een groot aandeel heeft gehad, mag men aannemen dat door
1) Caspari Kinschotii Pocmata (Hagae Comit., 1685), p. 112.
Vertaling Ternauwernood bezit Brouwershaven iets. waarop het roem
mag dragen, behalve dat het Cats heeft voortgebracht voor een wereld,
die hem bewondert en de geleerde Hobiussen.
2) Jacob Cats. Sinn'- en minne-beelden (Middelburgh 1618), blz.
3) Ik dank deze uiteenzetting van de familie-relaties tussen Cat; en
Hobius aan den heer P. D. de Vos.