73 mee het opent, „Lof voor alle Eerbare Vrouwen en jongh- vrouwen, en een tegenwerpinge aen alle verachters der sel- ver"1). Zij, die de vrouw verachten, omdat door Eva de ellende in de wereld is gekomen, doen haar toch onrecht immers had Adam zeker niet minder schuld dan zij, en wie is bovendien bestand tegen de listen van den Satan Maar al wordt de lof der vrouw ook in het stof getreden, haer eer sal altijdt bloeyen, En als de Pallem-boom en als de Wijngaert groeyen. Of men die Boom belast, of men de Wijngaert snijt, Sy groeyen even-wel in spijt van die 't benijt 2). En is door toedoen van de vrouw de dood over ons ge komen, het vrouwenzaad heeft de dood ook zijn kracht ont roofd. God zelf heeft een vrouw uitverkoren, om zijn Zoon ter wereld te brengen, en na zijn opstanding verscheen Chris tus het eerst aan de vrouwen. Vervolgens noemt Johanna voorbeelden van goede en slechte vrouwen uit de gewijde en de ongewijde geschiedenis. Ze vermeldt hoe Plutarchus, Sim- phoria en Boccacio haar lof hebben gezongen, en somt een aantal beroemde vrouwen uit de geschiedenis op de Sibyllen, Nicaule, Christina van Pisen (de Pisan), Inema Luigia, Isa bella Rosere, Pythagoras' dochter Dama, Helisenne van Cremes, de dochters van Diodorus, Cornelia Scipio, Sinte Catrina, en uit Nederland „Comans weerde kint" (de Middelburgse dichteres Johanna Coomans) 3), Anna Roemers en Anna Maria van Schuurman. Een wijze vrouw is een geschenk van God, een schoon juweel, de kroon van haar 1) Blz. 1—10. 2) Blz. 2. 3) Over Johanna Coomans schrijft zij de volgende regels (blz. 8) Het is ons noch bekent hoe Comans weerde kint Wert om haer geestigheydt van yder een bemint. Sy gaet een aerdigh Dicht de jonge jeught vereeren. En met een soeten vont de Reden-kunst haer leeren Hoe dat hem dragen sal een Minnaer in syn jeught, Omtrent een jonge Maeght begaeft met eer en deugt, Sy komt oock met verstant het sluymigh hert opwecken Om met een soete toon ten Hemel op te trecken, Op dat wy op der aerd' niet heghten ons gemoet, Maer stijgen naer om hoogh en soecken 't ware goet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1941 | | pagina 109