79 1934 verschenen boek 4) maakt daarop een gunstige uitzonde ring de wonderlijkste misvattingen in omloop. Schaarschte aan documenten is daarvan wel de voornaamste oorzaak. Van belang is daarom de weesakte in een register der Weeskamer te Veere, die ons door dr. G. C. Labouchère werd gesigna leerd 2). Zij bevat niet alleen eenige biografische gegevens omtrent de Gossart's 3), doch vooral een merkwaardig ge geven omtrent het in 1568 verbrande altaarstuk in de Koor kerk te Middelburg, dat in 1521 de kritische belangstelling van Albrecht Dürer getrokken had. Den llen April 1536 werd te Veere voor de „weeze van Jan Mabuese, schilder, alias Jan Gossarts, als Pieter, oudt omtrent 15 jaer, daer moeder af was Margriete Smoelders de voogdij geregeld. Mabuse's schoonzoon, Hendrick van der Heyden, die later als kaartschilder te Middelburg optreedt 4), regelde toen Mabuse was dus reeds overleden 5) de erfenis en verantwoordde de krachtens testament van 30 Juni 1533 aan zijn jeugdigen zwager toekomende, weinig beteekc- nende, gelden. En dan vermeldt de weesakte Boven desen esser noch voor tgemeen sterffhuys te vercoopen diverssche perceelen van tafereelen, besonder tpatroen van der tafel van der abdye te Middelburch, daerof de weeze vooren uut es beset te hebben 6 gr. van zoevele tselve patroen gelden sal, ende dan deelen zijn porcie noch in reste. Wij zien hieruit dus, dat de schilder het ontwerp van het geen wel zijn kapitaalste schilderij is geweest zorgvuldig had bewaard. 1) Max. J. Friedlander, Die altniederlandische Malerei VIII. Jan Gos- sart, Bernart van Orley (Leiden, 1934). 2) Weesaktenboek 15311544 (Gem.-archief, Veere) f. 107. 3) Zoo blijkt Nicasius Mabuse Friedlander, a.w. p. 12, was daar van nog niet zeker een broeder van Jan te zijn geweest. 4) Zie Kesteloo, Stadsrekeningen van Middelburg, Archief Zeeuwsch Gen. VI 3 p. 369, VII 1 p. 15, 61. 5) Dit werd door Friedlander, a.w. p. 16, vermeld de toevoeging wahrscheinlich in Middelburg, lijkt echter minder minder aannemelijk. Volkomen er naast is de goede Nagtglas, die (Levensberichten van Zeeu wen I p. 280) weet te vertellen, dat hij in het einde van 1541 te Antwerpen is gestorven.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1941 | | pagina 115