IX
Andere schenkingen zijn niet te vermelden. De tijdsom
standigheden waren oorzaak, dat de munten en penningen op
een veilige plaats opgeborgen moesten blijven, hetgeen uiter
aard de belangstelling van het publiek voor het kabinet niet
ten goede kwam. Met dankbaarheid kan worden vermeld, dat
bij de ramp, die Middelburg op 17 Mei 1940 trof, geen mun
ten of penningen verloren gingen. Van de numismatische bi
bliotheek voor zoover ondergebracht in het gebouw van de
Provinciale Bibliotheek ging helaas een belangrijk gedeelte
te niet, doch bij het uitbrengen van dit verslag is een juist
overzicht over het verloren gegane nog niet beschikbaar.
Het verslag van den conservator der Ethnographi-
s c he voo rwerpen is niet ontvangen.
Aangaande het Kabinet van natuurlijke his
torie meldt de conservator
Toen in het voorjaar van 1940 het oorlogsgevaar ook voor
Nederland grooter leek te worden, heb ik mij niet verantwoord
geacht het zeldzaamste en onvervangbare deel van het ka
binet in het zoo kwetsbare museumgebouw te laten, en heb ik
de verzameling oude Zeeuwsche schedels, die Dr. J. C. de
Man in de vorige eeuw sedert 1865 bijeengebracht heeft, laten
bergen in den door het bestuur op deskundig advies daarvoor
aangewezen voorkelder van de Provinciale Bibliotheek. Het
heeft helaas niet mogen baten terwijl het museum gespaard
bleef, is door instorting en brand de geheele inhoud van ge
noemden kelder vernield. Hiermede zijn onherroepelijk ver
loren gegaan ongeveer 80 schedels en wel
1. de schedels uit de graven aan het Domburgsche strand,
dateerend uit de eerste helft der Middeleeuwen
2. de schedels van het verdronken land van Noord- en
Zuid-Beveland (een klein aantal, dat ik zelf verzamelde, is
in het museum gebleven en dus behouden)
3. schedels van verschillende oude begraafplaatsen in
Middelburg, Goes en Domburg
4. de abnormale calotte, door Dr. J. C. de Man beschreven
als „cranium osteoscleroticum", anders gezegd het schedeldak,