XVI ingenomen. De omstandigheid, dat de griffier der Staten se cretaris van het Genootschap was, zal den gang van zaken wel vereenvoudigd hebben, maar toen deze overleden was, heeft zijn opvolger ervaren, op hoe vlotte en aangename wijze de voorzitter de zaken wist af te wikkelen, wanneer de secre taris het Abdijplein was overgestoken om ze voor te leggen. In de bestuurs- en ledenvergaderingen, in de kamer in het mu seum met de deftige leuningstoelen, veertig in getal volgens Mr. Kruseman afgekeken van de Académie frangaise was zijn leiding even loffelijk. Steeds wist hij de gepaste woorden te vinden om den sprekers, over zeer uiteenloopende onder werpen, een beleefde opmerking te maken over het voorge- dragene, ook al ontsnapte hem, na het vertrek der leden, in den kring der bestuurders wel eens een verzuchting over de droogte van wat hij met aandacht had mogen beluisteren. Voor de werkzaamheid van het Genootschap op het gebied van oudheidkundige nasporingen in het gewest was het zeker van beteekenis, dat het hoofd van het provinciaal bestuur voorzitter was. In het bijzonder is de voortreffelijkheid der leiding van Mr. Dijckmeester uitgekomen bij gelegenheid van het anderhalve- eeuwfeest in 1919. Van hen, die de bijeenkomst in de Staten zaal hebben bijgewoond, hebben velen den hoogen leeftijd van Mr. Dijckmeester niet kunnen bereiken, maar die nog in leven zijn zullen zich herinneren, hoe de toen reeds zeventig jaren tellende voorzitter de meeste aanwezigen door zijn le venskracht beschaamde, ook eiken gelukwensch onmiddellijk wist te beantwoorden. Zij zullen het beeld behouden van een voortreffelijk leider. Daarenboven heeft Dr. Schoute, die hem in het voorzitterschap heeft opgevolgd, in de vergadering van 6 April 1921 hulde gebracht aan zijn wetenschappelijke ver diensten, waarover in dit korte verslag moetworden gezwegen." De notulen, betrekking hebbende op deze vergadering, zijn met het geheele archief van den secretaris in Mei 1940 ver loren gegaan zeer tot mijn leedwezen kan ik slechts aan het bovenstaande toevoegen, dat het bestuur zich bij voortduring de uitnemende verdiensten van den overledene bewust blijft,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1941 | | pagina 24